Fluweelwever
Ploceus nigerrimus

Algemeen 

English: Vieillot's Black Weaver, Chestnut-and-black Weaver, Vieillot's Weaver
Deutsch: Mohrenweber
Français: Tisserin noir, Tisserin de Vieillot, Tisserin noir de Vieillot

Taxonomie: Ploceus nigerrimus Vieillot, 1819*, "Kingdom of Congo". 

Uiterlijke kenmerken

De man van de nominaatvorm (Ploceus n. nigerrimus) is gitzwart en heeft gele ogen. Zowel de veren als poten en snavel zijn zwart. De pop van de nominaatvorm is mat bruin met een lichte tekening, alleen op de vleugels. De ogen van de pop zijn eveneens geel, maar veel minder sprekend. De meest voorkomende ondersoort van de fluweel wever, Ploceus n. castaneofuscus, heeft een kastanjebruine rug en buik en is verder eveneens zwart gekleurd. De kleur van de ogen is eveneens geel.
De fluweelwever is een forse vogel en meet 14 cm. 

 

Ondersoorten

Binnen zijn verspreidingsgebied wordt de soort vertegenwoordigd met 2 ondersoorten.

 

Ploceus nigerrimus castaneofuscus Lesson, 1840*

Deze ondersoort heeft een kastanjebruine rug en buik en is verder eveneens zwart gekleurd. De kleur van de ogen is geel.

 

Man / Male

 

 

Pop / Female

 

 

Leefgebied: Gambia, Guinea-Bissau, west Guinea, Sierra Leone en Liberia oost, met, naar zuid Nigeria.

 

Ploceus nigerrimus nigerrimus Vieillot, 1819* = nominaat

De man van de nominaatvorm is gitzwart en heeft gele ogen. Zowel de veren als poten en snavel zijn zwart.

De pop van de nominaatvorm is mat bruin met een lichte tekening, alleen op de vleugels. De ogen van de pop zijn eveneens geel, maar veel minder sprekend.

 

Leefgebied: zuid Nigeria, zuid Kameroen, zuid Centraal Afrikaanse Republiek, Equatorial Guinea, west Gabon, noord en west PRCongo, DRCongo, extreem zuid Soedan, noord Angola (inclusief Cabinda), ook zuid Oeganda, extreem west Kenia, Rwanda, Burundi en noordwest en west Tanzania.

 

Verspreidingsgebied en biotoop

Deze soort komt alleen voor zuidelijk van de Sahara en zijn verspreidingsgebied is, vergeleken met andere Ploceus soorten, relatief beperkt. Hij is onder meer te vinden in Nigeria, noord Angola en westelijk Kenia. Zijn ondersoort (Ploceus n. castaneofuscus) is te vinden is westelijk Afrika, namelijk Nigeria en Senegal. Het is een echte savannebewoner, maar verkiest daarnaast ook bossen, bosranden en de omgeving van dorpen. 

Huisvesting

Deze soort vereist, zeker wanneer samengehouden met andere vogels, een ruimere volière en is ongeschikt voor broedkooien of kleinere binnenvolières. De volière kan ingericht worden met grote takken. De volière beplanten heeft weinig zin aangezien de vogels deze zullen slopen. De volière moet ruim voorzien zijn van takken, om de nesten in te bouwen. De vogels zijn sterk en, wanneer goed geacclimatiseerd, kan deze soort prima in de buitenvolière verblijven. Er moet wel ten alle tijden toegang zijn tot een droog en tochtvrij nachthok. Vorst wordt goed verdragen maar bijverwarming in de winter is wenselijk.

Sociale eigenschappen
Als lid van het Ploceus–geslacht, is ook dit een temperamentvolle vogel. De vogel is redelijk sociaal en vormt in de natuur vaak broedkolonies met grote textorwevers (Ploceus cucullatus). Als de afmetingen van de volière het toelaten, kunnen deze soorten gecombineerd worden. Blijf echter waakzaam daar beide soorten territoriumvormend zijn en agressief uit de hoek kunnen komen. Tijdens het broedseizoen zijn de mannen zeer actief en ronduit druk. De vogels zijn polygaam, dus het is wenselijk de man met meerdere poppen te huisvesten. Let echter wel op hybride kweek met de grote textorwevers. Dit kan voorkomen en is allerminst wenselijk.

Voeding

In de natuur eten deze wevers voornamelijk zaden, aangevuld met blad van zachtbladige planten, alsook insecten.
In de volière geven we de vogels een basis van gemengd tropenzaad met aanvulling van grotere zaden, in de vorm van bijvoorbeeld tortelduiven voer. Eivoer moet voornamelijk in het broedseizoen verstrekt worden, maar kleine hoeveelheid kunnen het gehele jaar door verstrekt worden. Het tropenzaad kan aangevuld worden met insectenpaté, alsook levende insecten. Insecten die verstrekt kunnen worden zijn meelwormen, buffalowormen en spinnen. Insectenpaté wordt ook opgenomen maar voor de jongen is levend voer noodzakelijk. Deze soort heeft een grote behoefte aan dierlijke eiwitten en neemt zelfs gehakt op. Dit wordt ook aan de jongen gevoerd en mag in de broedperiode eigenlijk niet op het menu ontbreken! Vruchten worden door deze soort ook opgenomen. Men kan dan denken aan appel, sinaasappel, banaan. Als groente kan men bijvoorbeeld komkommer aanbieden. Ook dit wordt goed opgenomen.
Zoals voor alle wevers van belang is, mag ook bij deze wever, voor en tijdens de rui, een ruimix niet ontbreken (Ruimix van Beaphar). Zowel grit, maagkiezel als sepia mogen niet in het dieet van deze vogels ontbreken en moeten verstrekt worden zodat de vogel er naar genoegen van op kan nemen.

Voortplanting

 

 

De mannen zijn gedurende de kweekperiode enorm druk en produceren in deze periode veel nesten. De man bouwt zijn nest met de bladeren van onder andere grove grassen. De vogel bouwt zijn nest in dode takken. Deze moeten dan ook ruim aanwezig zijn in de volière. Het nest is in vorm vergelijkbare met het nest van de grote textorwever. De ingang van het nest zit aan de onderkant. Als het nest af is, bekleedt de pop de binnenkant van het nest met zachte materialen als veertjes, wol of pluisjes. Het valt veelal niet op dat de pop zit te broeden aangezien ze snel van het nest af gaat wanneer de volière benaderd wordt. De pop broedt gedurende 13 dagen op doorgaans 2–3 eieren. De eieren zijn blauwgroenig gekleurd. De jongen worden uitsluitend door de pop gevoerd, met levend voer en pap. Het nest blijft ten alle tijden schoon en er wordt geen ontlasting in gevonden. De jongen groeien redelijk snel en na 18 dagen zitten ze dan ook volledig in de veren en vliegen de jongen uit. De jongen zijn dan grijzig van kleur. De pop voert de jongen nog gedurende ruim twee weken tot de jongen volledig zelfstandig zijn. De man helpt niet bij de verzorging van de jongen, maar is wel beschermend naar de jongen. Meerdere legsels per jaar zijn geen uitzondering en als er meerdere poppen per man gehuisvest worden, zal de man nesten bouwen voor meerdere poppen. Hij kan meerdere poppen tegelijk onderhouden.

 

De vogels kunnen geringd worden met ringmaat 3.2.

 

* Naam van de eerste auteur die deze vogelsoort een wetenschappelijke naam gaf, en het jaar waarin dat gebeurde.
Is de eerste wetenschappelijke naam nadien gewijzigd, dan staat de auteursnaam en het jaartal tussen haakjes.