Rachels prachtwever
Malimbus racheliae
Algemeen
English: Rachel's Malimbe
Deutsch: Rachelweber
Français: Malimbe de Rachel, Tisserin-malimbe de Rachel
Taxanomie: Sycobius racheliae Cassin, 1857*, River Muni, Equatorial Guinea.
Uiterlijke kenmerken
Deze soort is onmiskenbaar, zelfs ondanks dat de meeste prachtwevers (Malimbus–soorten) dezelfde kleuren dragen. Het is de enige prachtwever namelijk die zowel rood als geel in zijn verenkleed heeft zitten. De geslachten zijn op uiterlijke kenmerken goed te onderscheiden.
De man heeft een zwarte achterhals, mantel, stuit, staart, buik en ook de vleugels zijn zwart. Daarnaast heeft de man een zwart masker op de kop, lopend van de bovensnavel langs de teugel en rond de oorstreek, tot onder de kin en keel. De anaalstreek van de man is egaal geel, evenals de zijborst, smal toelopend naar de zijhals. Op de borst heeft de man een rode vlek in de vorm van een omgekeerde driehoek. De kleur van de gele zijborst en de rode borstvlek lopen geleidelijk in elkaar over en vormen dus geen scherpe aftekening. Hetzelfde doet zich voor op de zijkant van de achterhals. De kop van de man (voorhoofd en kruin) is namelijk rood, maar de zijhals heeft wat gele element die doorlopen vanuit de gele zijborst. De poten en snavel van de man zijn zwart, de ogen zijn donkerbruin.
De pop is overwegend zwart. Ook haar anaalstreek is helder geel van kleur. De pop mist kleur op de kop, zij– en achterhals. Zij heeft alleen een borsttekening die gelijkend is aan die van de man. De borsttekening bestaat eveneens uit een gele zijborst en een rode borstvlek in de vorm van een omgekeerde driehoek. De kleuren zijn echter iets minder sprekend, met name het rood en de aftekening tussen de gele zijborst en het zwarte verenkleed is wat minder scherp. De ogen van de pop zijn zo donker bruin dat zwart lijken.
Jonge vogels lijken sterk op de pop. Jonge mannen krijgen pas later de kleur op de kop. Bij sommige jonge vogels kunnen er al wel wat gekleurde veren zichtbaar zijn op de kruin, maar dit is niet altijd het geval. De borsttekening bestaat ook bij jongen uit de kleuren geel en rood, maar is wel valer en de borsttekening op zichzelf is minder groot. Wel loopt de gele tekening door tot de ondersnavel. In tegenstelling tot beide ouders hebben jonge vogels dus een gele keel. De snavel is bij juveniele dieren nog hoornkleurig en kleurt naar verloop van tijd zwart.
Rachels prachtwevers zijn forse wevers en meten 17 centimeter.
Monotypisch
De Rachels prachtwever is monotypisch; dwz geen ondersoorten.
Verspreidingsgebied en biotoop
De Rachels prachtwevers is een redelijk wijdverspreide soort welke voorkomt in Equatoriaal Guinee, Gabon, Kameroen en Nigeria. Binnen dit verspreidingsgebied wordt de soort aangemerkt als algemeen voorkomend. Dit klinkt alsof de wevers ook vaak gezien worden, maar dat is juist niet zo.
De wevers zijn in aantal niet schaars en hebben dan ook geen beschermde status. Ze worden echter zelden gezien omdat ze ophouden in de dichte vegetatie van boomtoppen in subtropische en tropische bossen. Ze bevinden zich in deze bossen in de middelste en bovenste lagen van het bos. De Rachels prachtwevers verlaten deze bossen niet en blijven in de veiligheid van de begroeiing.
Huisvesting
De prachtwevers vormen een groep die in de tropische delen van Afrika voorkomen, in dichte vochtige bossen. De temperatuurschommelingen zijn hier minimaal en temperatuur op zich is er vrij hoog. Het is daarom aan te bevelen om deze soorten alleen gedurende de warme zomermaanden toegang te geven tot een ruime buitenvolière. De rest van het jaar is het beter om de soort in verwarmde verblijven te huisvesten. Een tropische kas vormt hierin een perfecte oplossing. Dit geldt vooral voor vogels die nog niet geacclimatiseerd zijn. Het zijn sterke vogels, maar men moet er rekening mee houden dat ze gevoelig blijven voor lage temperaturen en temperatuurschommelingen.
Gezien de dichte begroeiing in het natuurlijke habitat, dienen we de verblijven van de prachtwevers zeer dicht te beplanten. In een tropische kas kan men dit doen met palmbomen, bananenplanten, klimplanten en andere hoge of hoogreikende soorten. De Rachels prachtwevers zoeken in de natuur de middelste en bovenste lagen op van tropische bossen. Een hoog verblijf is dan ook zeer wenselijk. De vogels zoeken graag de hoogte op en wanneer dit de vogels geboden wordt in avicultuur, zal de verzorger merken dat de vogels rustiger zijn en sneller vertrouwelijk worden met de verzorger. In lagere verblijven zullen de vogels erg nerveus blijven en veel wegduiken in de aangebrachte beplanting.
In de buitenvolière kunnen we de gaaspanelen/wanden laten begroeien met klimplanten als Hedera–soorten. Deze kan men tevens lang het dak leiden. Ook een klimmer als de blauwe regen kan gebruikt worden. De takken die soms als lianen ogen zijn prachtig voor deze soort. Houdt er met het plaatsen van een dergelijke plant wel rekening mee dat deze plant gaaspanelen uiteen kan trekken of drukken als deze er doorheen gevlochten zit. In de volière dient men dichte planten te plaatsen met veel blad, zoals ligusters en laurierstruiken. Naast een aantal grote weelderige kale takken, kan men ook wat verticale en diagonaal geplaatste takken plaatsen. Dit bevordert het natuurlijke foerageer gedrag van de vogels en zal de fysieke gesteldheid van de vogels ten goede komen.
Zorg voor diverse voederplaatsen in het verblijf en plaats deze liefst niet te dicht bij de grond, maar op een hoogte van minimaal 1,50 meter.
Sociale eigenschappen
Er is zeer weinig bekent over de sociale eigenschappen van de Rachels prachtwevers. De sociale structuur binnen de groep der prachtwevers loopt erg uiteen. Sommige soorten leven paarsgewijs, in familiegroepen, of in groepen met andere soorten wevers. Weer andere soorten zijn solitair en komen alleen samen in het broedseizoen.
De verzorger van deze soort in avicultuur dient dan ook voorzichtig te werk te gaan. Plaats hooguit één koppel per verblijf en combineer de Rachels prachtwever niet met andere soorten. Houd het koppel goed in de gaten. Als de man de pop niet accepteert buiten het broedseizoen, moet de pop in een aparte ruimte geplaatst worden, welke wel zichtbaar is voor de man. Zodra de man aan nestbouw begint kan de pop voorzichtig bijgeplaatst worden. Ook dan dient men een extra oogje in het zeil te houden.
Zodra zich een paar heeft gevormd, blijft deze gedurende het broedseizoen bij elkaar en beide vogels laten geen andere vogels toe in hun territorium en zeker geen soortgenoten.
Na het broedseizoen kan het zijn dat het koppel weer uit elkaar gehaald moet worden. Dit is afhankelijk van de agressie die mogelijk ontstaat tussen beide vogels. Als dit niet gebeurt, dan kan het paar ook buiten het broedseizoen samen gehuisvest blijven. Houdt er wel rekening mee dat een succesvol koppel meerdere nesten groot brengt in een broedseizoen. Haal ze dus niet uit elkaar zodra er één nest is groot gebracht. De jongen dienen uitgevangen te worden zodra deze zelfstandig zijn. Het koppel kan de aanwezigheid van de jongen niet accepteren wanneer ze aan een nieuw nest gaan beginnen.
Het is aan te raden om de soort niet met andere Ploceidae samen te huisvesten. Dit in verband met de territoriumvorming van Ploceidae en prachtwevers. Dit geeft teveel conflict, met name in het broedseizoen. Prachtwevers kunnen prima samengehouden worden met grondvogels en tropische duiven, maar zorg wel voor gescheiden voederplaatsen zodat dominante Rachels prachtwevers minder dominante soorten niet bij het voer weghouden.
Voeding
Het dieet van de Rachels prachtwever bestaat voornamelijk uit insecten en vruchten. Vruchten vormen bij deze soort een kleiner aandeel van het dieet. Zaden worden door deze soort, in de natuur, niet opgenomen. Men kan deze soort dus rustig rekenen tot de vruchten– en insectenetende vogels, dit in tegenstelling tot vele andere Ploceidae.
De vogels eten een grote variëteit aan insecten, waaronder krekels, vlinders, rupsen en larven van insecten, maar ook spinnen. Zachtere zoete vruchten als banaan worden door deze vogels ook opgenomen.
In avicultuur kan men de vogels dus een gevarieerd dieet voorschotelen. Probeer een dieet op te stellen dat voor 75% bestaat uit insecten en voor 25% uit fruit. De insecten kunnen uiteraard aangevuld worden met insectenpaté of universeelvoer. Uiteraard moeten levende insecten de boventoon voeren in het voedselaanbod. Banaan, peer en appel zijn vruchten die men prima kan aanbieden voor deze soort.
Voortplanting
Tot op heden zijn er van deze soort geen kweekresultaten geweest in avicultuur. Het is daarnaast onbekend of de soort ëberhaupt in Europese avicultuur gehouden is.
Het is daarom voor deze soort van uiterst belang te focussen op de sociale structuur en inrichting van de volière. Deze dient zoveel mogelijk in overeenstemming te zijn met de natuurlijke omstandigheden van de vogels.
De verzorger hoort een groot gevoel van verantwoordelijkheid te dragen wanneer hij/zij deze soort wil houden. Het is essentieel om zoveel mogelijk over deze soort te weten te komen, omdat er nog steeds zeer weinig over bekent is. Daarnaast zal de soort in avicultuur nooit talrijk worden, waardoor zeker rondom de voortplanting en eventuele uitwisseling veel zorg vereist is.
Om tot een succesvolle kweek te komen is allereerst een ruim verblijf nodig, ingericht op basis van de natuurlijke habitat kenmerken die deze soort in de natuur verkiest. De meeste kans op kweeksucces is te behalen in een verwarmde kas, dichtbegroeid en met beplanting aan het dak. De vogels broeden in de natuur in boomtoppen. Hiertoe moet de vogels dus de gelegenheid worden geboden.
Het nest wordt gebouwd van fijne materialen als kokosvezel, wortels van planten en strips van palmbladeren. Er moet een zeer ruim aanbod van nestmaterialen zijn, aangezien de nesten omvangrijk zijn.
Men kan in een verwarmde omgeving het gehele jaar door nesten verwachten van deze soort, al houdt de soort zich doorgaans aan een broedseizoen dat ongeveer 6 maanden kan duren. Er dient dus ook het gehele jaar nestmateriaal verstrekt te worden aan de man, zodat hij kan gaan bouwen wanneer hij in broedstemming raakt.
De nesten zijn bolvormig met een verticale buis als entree tot het nest. Het nest hangt, in de natuur, op grote hoogte. Soms wel meer dan 25 meter boven de grond. Het wordt doorgaans gebouwd boven een kleine open plaats in het bos. De vogels verwijderen bladeren in de omgeving van het nest en van de tak waaraan het nest hangt.
De pop legt twee eieren welke na ongeveer twee weken uitkomen. Alleen de pop bebroedt de eieren. De jongen worden hoofdzakelijk gevoerd met insecten en dit gebeurt door beide ouders. Hiervoor kunnen allerhande insecten aangeboden worden, waaronder buffalowormen, wasmotlarven en kleinere krekels. Ook na het uitvliegen helpt de man nog wel met het begeleiden en voeren van de jongen. De pop levert echter de grootste bijdrage in het groot brengen van de jongen. Oplettendheid van de verzorger is vereist rond het moment dat de jongen zelfstandig worden. Het kan namelijk zo zijn dat de ouders de aanwezigheid van de jongen niet meer accepteren zodra ze een nieuw nest willen beginnen. Het broedseizoen van deze soort duurt, in de natuur, ongeveer 6 maanden per jaar. Houdt er in avicultuur dus rekening mee dat er meerdere rondes gekweekt kan worden met deze soort bij optimale omstandigheden.
Oplettendheid is ook geboden als er geen nieuw legsel komt. De man kan dan verhoogde agressie jegens de pop vertonen, omdat de soort mogelijk in de natuur gescheiden/solitair leeft buiten het broedseizoen. Als dit het geval is, dat er agressie waarneembaar is, dient ook de pop uitgevangen te worden en gescheiden van de man te worden gehuisvest.
De nesten moeten het hele jaar blijven hangen, aangezien de vogels er in slapen buiten het broedseizoen. Er wordt niet gebroed in hetzelfde nest.
* Naam van de eerste auteur die deze vogelsoort een wetenschappelijke naam gaf, en het jaar waarin dat gebeurde.
Is de eerste wetenschappelijke naam nadien gewijzigd, dan staat de auteursnaam en het jaartal tussen haakjes.