Kuifprachtwever
Malimbus malimbicus

Algemeen

English: Crested Malimbe
Deutsch: Haubenweber, Hauben-Prachtweber
Français: Malimbe huppé, Tisserin-malimbe huppé
Taxanomie: Tanagra malimbica Daudin, 1802*, Malembo, Cabinda, Angola.

Uiterlijke kenmerken

De kuifprachtwever doet zijn naam in alle facetten eer aan. De kuifprachtwever kent drie ondersoorten die in uiterlijk te onderscheiden zijn, al is het op basis van minimale verschillen. Deze soort is onmiskenbaar, zelfs ondanks dat de meeste Malimbe–soorten dezelfde kleuren dragen. Het is namelijk de enige prachtwever met een kuif.
De nominaatvorm van de kuifprachtwever (Malimbus m. malimbicus) heeft een zwart verenkleed, op de borst en kop na. De borst, keel, wang , kruin en kuif zijn rood van kleur. Er is een zwart teugel zichtbaar op de kop, welke loopt van de snavelbasis en van onder de snavel, onder het oog, door naar de nek. De ogen bij de nominaatvorm lijken roder te zijn dan bij de andere ondersoorten.
Een andere ondersoort (Malimbus m. crassirostris) lijkt sterk op de nominaatvorm. Er zit echter verschil in de snavels van beide ondersoorten. De snavel van de crassirostris is een stuk forser.
De laatste ondersoort (Malimbus m. nigrifrons) mist de zwarte teugel in de koptekening. Bij deze ondersoort beperkt het zwart in de koptekening zich tot een smalle band aan de onder– en zijkant van de snavelbasis, tot aan het oog. De ogen zijn tamelijk donker. Er loopt geen zwarte oogstreep achter het oog.
Geslachtsverschil is bij de kuifprachtwever duidelijk waarneembaar. De man heeft een opvallende rode kuif, terwijl de pop helemaal geen kuif heeft. De tekening van het verenkleed is verder identiek. Jonge vogels zijn oranje op de plaatsen waar volwassen vogels een rood verenkleed hebben. De snavel is dan nog hoornkleurig en de keel is donkerbruin tot zwart van kleur, omringd door een oranje borstband. Het algehele verenkleed van de jongen is matter van kleur en de veren die later zwart worden, zijn dan nog donkerbruin.
De poten en snavel van deze soort zijn, in beide geslachten, zwart. De snavel is erg spits en redelijk lang voor een wever.
De vogels meten ruim 17 centimeter.
Een andere bijzondere eigenschap van de prachtwevers, waaronder dus de kuifprachtwever, zijn de staartveren. Deze zijn net als bij spechten en boomklevers voorzien van extra stevige pennen zodat de vogels op hun staart kunnen leunen wanneer zij langs verticale takken en boomstammen op zoek zijn naar voedsel.

Ondersoorten

Binnen dit verspreidingsgebied kent deze soort drie ondersoorten 

 

Malimbicus malimbicus nigrifrons (Hartlaub, 1855*)

 

Leefgebied: zuid Guinea, Sierra Leone, Liberia, zuid Ivoorkust, zuid Ghana and Togo. 

 

Malimbicus malimbicus malimbicus ( Daudin, 1802*)

 

Leefgebied: zuid Nigeria, zuid Kameroen, zuidwest Centraal Afrikaanse Republiek, Gabon, Equatorial Guinea, PRCongo, west DRCongo en noordwest Angola (Cabinda en Cuanza Norte). 

 

Malimbicus malimbicus crassirostris   E. J. O. Hartert, 1919*

 

Leefgebied: zuidoost Centraal Afrikaanse Republiek, noord, west en oost DRCongo, en west zuidwest Oeganda. 

Verspreidingsgebied en biotoop

De kuifprachtwever is een algemeen voorkomende soort waarvan het verspreidingsgebied zich uitstrekt van Guinea tot aan de Centraal Afrikaanse Republiek en Oeganda en in zuidelijke richting tot aan het noorden van Angola.

 

Net als andere prachtwevers van het geslacht Malimbus, is ook de kuifprachtwever een bosbewoner.
Ze komen voor in tropische en subtropische bossen waarin ze zich in de middelste lagen van het bos begeven.

Huisvesting

De prachtwevers vormen een groep die in de tropische delen van Afrika voorkomen in dichte vochtige bossen. De temperatuurschommelingen zijn hier minimaal en temperatuur op zich is er vrij hoog. Het is daarom aan te bevelen om deze soorten alleen gedurende de warme zomermaanden toegang te geven tot een buitenvolière. De rest van het jaar is het beter om de soort in verwarmde verblijven te huisvesten. Een tropische kas vormt hierin een perfecte oplossing. Dit geldt vooral voor vogels die nog niet geacclimatiseerd zijn. Het zijn sterke vogels, maar men moet er rekening mee houden dat ze gevoelig blijven voor lage temperaturen en temperatuurschommelingen.
Gezien de dichte begroeiing in het natuurlijke habitat, dienen we de verblijven van de prachtwevers zeer dicht te beplanten. In een tropische kas kan men dit doen met palmbomen, bananenplanten, klimplanten en andere hoge of hoogreikende soorten.
In de buitenvolière kunnen we de gaaspanelen/wanden laten begroeien met klimplanten als Hedera–soorten. Deze kan men tevens lang het dak leiden. In de volière dient men dichte planten te plaatsen met veel blad, zoals ligusters en laurierstruiken. Naast een aantal grote weelderige kale takken, kan men ook wat verticale en diagonaal geplaatste takken plaatsen. Dit bevordert het natuurlijke foerageer gedrag van de vogels en zal de fysieke gesteldheid van de vogels ten goede komen.

Sociale eigenschappen

Kuifprachtwevers leven voornamelijk paarsgewijs. Na het broedseizoen worden er wel kleine groepen waargenomen, echter wordt hiervan verwacht dat dit ouders zijn met jongen uit het afgelopen seizoen. Deze groepen omvatten vaak niet meer dan vijf vogels.
Voor de avicultuur is het aan te raden om slechts één koppel per verblijf te huisvesten. In de natuur worden er geregeld diverse soorten prachtwevers tezamen waargenomen. Op plaatsen waar voedsel schaars is, door bijvoorbeeld ontbossing, leidt dit tot verdringing tussen de soorten waarbij een dominante soort gaat overheersen. In avicultuur heeft de verzorger zelf het voedselaanbod in de hand en kan daarmee concurrentie voorkomen.
Indien men er voor kiest om meerdere soorten prachtwevers tezamen te houden, is het wel verstandig om op meerdere plaatsen te voeren en het voedselaanbod hoog te houden. Zo vermijd men de kans op conflicten. Ruimte speelt hierin uiteraard ook een belangrijke factor. In kleine tot middelgrote volières wordt het samenhouden van verschillende soorten prachtwevers afgeraden. De prachtwevers zijn niet erg agressief en kunnen in gezelschapsvolières geplaatst worden, mits ze niet samen komen te zitten met soortgenoten.
In de broedtijd worden zowel de man als pop wat territoriaal in de omgeving van het nest, jegens andere vogels. Echter, bij een ruime dunbevolkte volière zal dit voor geen tot weinig onrust zorgen.

Voeding

Het dieet van de kuifprachtwever bestaat voornamelijk uit vruchten en insecten. Vruchten vormen bij deze soort een kleiner percentage van het dieet. Zaden worden door deze soort, in de natuur, nauwelijks tot niet opgenomen.
De vogels eten een grote variëteit aan insecten, waaronder krekels, vlinders, rupsen en dergelijke, maar ook spinnen. Zachtere zoete vruchten als banaan worden door deze vogels ook opgenomen.

Voortplanting

Tot op heden zijn er van deze soort geen bevestigde verhalen bekent dat er succesvolle nakweek heeft plaatsgevonden in particuliere volières.
Het is daarom voor deze soort van uiterst belang te focussen op de sociale structuur en inrichting van de volière. Deze dient zoveel mogelijk in overeenstemming te zijn met de natuurlijke omstandigheden van de vogels.

 

De meeste kans op kweeksucces is te behalen in een verwarmde kas, dichtbegroeid en met beplanting aan het dak. De vogels broeden in de natuur in boomtoppen.
Hiertoe moet de vogels dus de gelegenheid worden geboden.
Het nest wordt gebouwd van fijne materialen als kokosvezel. Hier moet een zeer ruim aanbod van zijn, aangezien de nesten omvangrijk zijn.
Men kan in een verwarmde omgeving het gehele jaar door nesten verwachten van deze soort. Er dient dus ook het gehele jaar nestmateriaal verstrekt te worden.
De nesten zijn bolvormig met een extreem lange verticale buis als entree tot het nest.
De jongen worden hoofdzakelijk gevoerd met insecten. Dit gebeurt door beide ouders.

 

* Naam van de eerste auteur die deze vogelsoort een wetenschappelijke naam gaf, en het jaar waarin dat gebeurde.
Is de eerste wetenschappelijke naam nadien gewijzigd, dan staat de auteursnaam en het jaartal tussen haakjes.