Ibadanprachtwever
Malimbus ibadanensis

Algemeen

English: Ibadan Malimbe, Elgood's Malimbe
Deutsch: Ibadanweber
Français: Malimbe d'Ibadan, Malimbe d'Elgood
Taxanomie: Malimbus ibadanensis Elgood, 1958*, Ibadan, Nigeria.

Uiterlijke kenmerken

De groep der prachtwevers zijn simpel gekleurde vogels. Iets wat gek klinkt als we naar de naam “prachtwever” luisteren. Simpel hoeft alleen niet minder mooi te zijn. Het verenkleed van de meeste prachtwevers bestaat uit de kleuren rood en zwart, incidenteel aangevuld met geel of oranje. Beide geslachten dragen in deze soorten dezelfde kleuren, alleen is de aftekening anders.
De man van de Ibadanprachtwever heeft zwarte vleugels, een zwarte staart, rug, stuit, buik en zijborst. Tevens is zijn masker, lopend van de snavel tot over de wang en keel, tot aan de middenborst, zwart. De basis van de bovensnavel heeft ook nog een paar zwarte veren. Zijn kroon, nek, mantel en borst, alsook middenborst zijn rood van kleur, tot net aan de buik.
De pop heeft minder rood in de bevedering. Ze heeft een rode kruin, nek en een smallere rode borstband.
De poten, snavel en ogen van deze soort zijn in beide geslachten zwart. De snavel is tamelijk puntig. De vogels meten 20 centimeter.
Een andere bijzondere eigenschap van de prachtwevers, waaronder dus de Ibadanprachtwever, zijn de staartveren. Deze zijn net als bij spechten en boomklevers voorzien van extra stevige pennen zodat de vogels op hun staart kunnen leunen wanneer zij langs verticale takken en boomstammen op zoek zijn naar voedsel.

Monotypisch

De Ibadanprachtwever is monotypisch; dwz geen ondersoorten.

Verspreidingsgebied en biotoop

De Ibadanprachtwever komt voor in het zuiden van Nigeria, in een gebied waar de soort dan ook zijn naam aan dankt; Ibadan. Met een dergelijk beperkt verspreidingsgebied is het dan ook te verwachten dat deze soort geen ondersoorten kent.

 

Binnen zijn verspreidingsgebied is deze soort te vinden in de boomtoppen van tropische bossen. Hij wordt ook wel aangetroffen in dunner beboste gebieden, maar de aantallen van de vogels zijn daar veel lager. Ze geven echt de voorkeur aan dicht begroeide oude tropische bossen.

De Ibadanprachtwever behoort tot één van de weinige bedreigde weversoorten. Door de IUCN is zijn status bestempeld als “Endangered”. In 1998 en 1999 is er een onderzoek uitgevoerd door Manu et al. en Peach et. Al, beiden gepubliceerd in 2005, waarin het voorkomen en de verspreiding van deze soort is onderzocht. Het onderzoek toonde aan, in vergelijking met een onderzoeken uit de periode 1950–1970, dat de Ibadanprachtwever nog maar werd gevonden op 19 van de 52 locaties waar hij eerder wel werd aangetroffen. Het onderzoek suggereert hiermee dat het verspreidingsgebied van deze soort dus met 66% is teruggedrongen. De wereldpopulatie van deze endemische soort wordt geschat op een krappe 2500 exemplaren.
Het vernietigen van leefgebieden, het creëren van monoculturen in de landbouw en habitatfragmentatie zijn de voornaamste oorzaken tot de achteruitgang van deze soort. Daarnaast speelt de competitie met andere Malimbe–soorten mee. Er zijn Malimbe–soorten die minder gevoelig zijn voor de habitatvernietiging en daardoor in aantal relatief toenemen op dat van de Ibadanprachtwever.

Huisvesting

Gezien de beschermde status van de Ibadanprachtwever en zijn geringe populatiegrootte is de kans zeer klein dat men de soort tegen zal komen in de particuliere avicultuur.
Om een idee te geven voor de huisvesting van deze soort, ter volledigheid, wordt hieronder een korte samenvatting gegeven van de eisen.
De prachtwevers vormen een groep die in de tropische delen van Afrika voorkomen in dichte vochtige bossen. De temperatuurschommelingen zijn hier minimaal en temperatuur op zich is er vrij hoog. Het is daarom aan te bevelen om deze soorten alleen gedurende de warme zomermaanden toegang te geven tot een buitenvolière. De rest van het jaar is het beter om de soort in verwarmde verblijven te huisvesten. Een tropische kas vormt hierin een perfecte oplossing.
Gezien de dichte begroeiing in het natuurlijke habitat, dienen we de verblijven van deze soorten zeer dicht te beplanten. In een tropische kas kan men dit doen met palmbomen, bananenplanten, klimplanten en andere hoge of hoogreikende soorten.
In de buitenvolière kunnen we de gaaspanelen/wanden laten begroeien met klimplanten als Hedera–soorten. Deze kan men tevens lang het dak leiden. In de volière dient men dichte planten te plaatsen met veel blad, zoals ligusters en laurierstruiken. Naast een aantal grote weelderige kale takken, kan men ook wat verticale en diagonaal geplaatste takken plaatsen. Dit bevordert het natuurlijke foerageer gedrag van de vogels en zal de fysieke gesteldheid van de vogels ten goede komen.

Sociale eigenschappen

De prachtwevers leven voornamelijk paarsgewijs. Na het broedseizoen worden er wel kleine groepen waargenomen, echter wordt hiervan verwacht dat dit ouders zijn met jongen uit het afgelopen seizoen. Deze groepen omvatten vaak niet meer dan vijf vogels.
Voor avicultuur is het aan te raden om slechts één koppel per verblijf te huisvesten. In de natuur worden er geregeld diverse soorten prachtwevers tezamen waargenomen. Op plaatsen waar voedsel schaars is, door bijvoorbeeld ontbossing, leidt dit tot verdringing tussen de soorten waarbij een dominante soort gaat overheersen. In avicultuur heeft de verzorger zelf het voedselaanbod in de hand en kan daarmee concurrentie voorkomen.
Indien men er voor kiest om meerdere soorten prachtwevers tezamen te houden, is het wel verstandig om op meerdere plaatsen te voeren en het voedselaanbod hoog te houden. Zo vermijd men de kans op conflicten. Ruimte speelt hierin uiteraard ook een belangrijke factor.
De prachtwevers zijn niet erg agressief en kunnen in gezelschapsvolières geplaatst worden, mits ze niet samen komen te zitten met soortgenoten.
In de broedtijd worden zowel de man als pop wat territoriaal in de omgeving van het nest, jegens andere vogels. Echter, bij een ruime dunbevolkte volière zal dit voor geen tot weinig onrust zorgen.

Voeding

De Ibadanprachtwever had net zo goed een doelgroepsoort voor de speciaalclub voor vruchten– en insectenetende vogels kunnen zijn. Zaden ontbreken namelijk op het menu.
De vogels eten een grote variëteit aan vruchten, aangevuld met insecten als spinnen, krekels, vlinders, rupsen en dergelijke. Paté –voeders kunnen aangeboden worden, maar mogen slechts dienen als ondersteuning bij het verse fruit en levende insecten. Zeker wanneer er jongen zijn, is een groot aanbod van levende insecten en vers fruit zeer belangrijk.

Voortplanting

Tot op heden zijn er van deze soort geen bevestigde verhalen bekent dat er succesvolle nakweek heeft plaatsgevonden in particuliere volières.
Het is daarom voor deze soort van uiterst belang te focussen op de sociale structuur en inrichting van de volière. Deze dient zoveel mogelijk in overeenstemming te zijn met de natuurlijke omstandigheden van de vogels.
De meeste kans op kweeksucces is te behalen in een verwarmde kas, dichtbegroeid en met beplanting aan het dak. De vogels broeden in de natuur in boomtoppen.
Hiertoe moet de vogels dus de gelegenheid worden geboden.
Het nest wordt gebouwd van fijne materialen als kokosvezel. Hier moet een zeer ruim aanbod van zijn, aangezien de nesten omvangrijk zijn.
Men kan in een verwarmde omgeving het gehele jaar door nesten verwachten van deze soort. Er dient dus ook het gehele jaar nestmateriaal verstrekt te worden.
De nesten zijn bolvormig met een extreem lange verticale buis als entree tot het nest.
De jongen worden hoofdzakelijk gevoerd met insecten. Dit gebeurt door beide ouders.

 

* Naam van de eerste auteur die deze vogelsoort een wetenschappelijke naam gaf, en het jaar waarin dat gebeurde.
Is de eerste wetenschappelijke naam nadien gewijzigd, dan staat de auteursnaam en het jaartal tussen haakjes.