Zwartkapwever
Pseudonigrita cabanisi
Algemeen
English: Black-capped Social-Weaver
Deutsch: Schwarzkappenweber, Schwarzkopf-Schwärzling, Schwarzkopfspätzling
Français: Républicain de Cabanis, Moineau social à tête noire, Tisserin de Cabanis
Taxonomie: Nigrita cabanisi G. A. Fischer and Reichenow*, 1884, Tanzania.
Uiterlijke kenmerken
De uiterlijke kenmerken van de zwartkapwever zijn niet te verwarren met andere soorten. Determinatie van deze soort zal dan ook geen probleem vormen. Dat is echter geheel anders voor het geslachtsonderscheid bij deze soort. Er zijn punten met zekerheid vastgesteld, waarop de geslachten onderscheidden kunnen worden. Er zou sprake zijn van een smallere snavelbasis bij de poppen, alsook een lichter gekleurde iris, maar dit is niet vastgesteld en alleszins onbetrouwbaar. De enige manier voor een duidelijk geslachtsonderscheid is door de vogels met behulp van DNA te laten sexen.
Volwassen vogels hebben, zoals de naam al deed vermoeden, een zwarte kap. Deze kap loopt van het voorhoofd, over de kruin naar de achterhals. Het bedekt tevens de oorstreek. De nek, mantel, vleugels en stuit zijn egaal bruin. De staart is eveneens bruin, maar veel donkerder dan de stuit. De keel, zijhals, midden– en zijborst, alsook de buik en anaalstreek, zijn spierwit. Over de zijborst loopt een zwarte streep, maar deze is vaak slecht te zien omdat de vleugels er gedeeltelijk of geheel overheen vallen. Over het midden van de borst, tot op de buik, loopt ook een verticale zwarte streep. Deze is goed waarneembaar en steekt duidelijk af tegen de witte bevedering. De poten zijn donker hoornkleurig. De snavel is zeer licht van kleur, ivoorkleurig. De ogen zijn bij volwassen vogels helder rood van kleur.
Jonge vogels missen de zwarte kap. Deze ontwikkeld zich pas na de jeugdrui. Deze juvenielen hebben in plaats van de zwarte kap een bruine kap, in dezelfde kleur van de mantel en vleugels. De zwarte tekening op de borst en flank is wel aanwezig, maar nog wat minder sprekend als bij volwassen vogels. De snavel is hoornkleurig en de iris is nog donker gekleurd.
De zwartkapwever is 13 centimeter.
Monotypisch
De zwartkapwever is monotypisch; dwz geen ondersoorten.
Verspreidingsgebied en biotoop
Het verspreidingsgebied van de zwartkapwever beperkt zich tot het noorden van Tanzania, doorlopend tot Kenia en het zuiden van Ethiopië en Somalië.
Ondanks dit relatief kleine verspreidingsgebied, is de soort zeer talrijk. Daarentegen staan ze bekend als weinig schaars tot algemeen voorkomend. Dit is te wijten aan de sociale structuur. Ze komen in grote groepen voor, maar verspreiden zich amper. Het enige moment dat slechts sommige groepen gaan trekken, is buiten het broedseizoen.
Binnen het verspreidingsgebied verkiest de zwartkapwever droge open gebieden, waaronder ook savannes. Deze open gebieden dienen wel spaarzaam begroeid te zijn met grote bomen, hoofdzakelijk Acacia's, waarin de vogels hun nesten kunnen bouwen.
Huisvesting
De zwartkapwever is beter geschikt voor een volière die geheel is toegespitst op het houden van deze soort. De zwartkapwever is dan ook ongeschikt voor broedkooien of kleinere binnenvolières.
In tegenstelling tot de republikeinwever, bouwt deze soort geen groot gezamenlijk nest. Wel bouwt de gehele kolonie nesten in dezelfde boom, maar deze vormen geen geheel. Ieder paar heeft een eigen nest. Desondanks is er nog steeds veel ruimte nodig om de vogels een dergelijke broedplaats te kunnen bieden.
Men hoeft weinig moeite te steken in het beplanten van de volière. De zwartkapwever is tamelijk vernielzuchtig voor wat betreft de eventuele beplanting, maar daarnaast is de soort ook afkomstig uit droge open gebieden. Een simpele grasmat en misschien wat kleine stevige struiken, is meer dan voldoende beplanting voor deze soort. De volière dient verder ingericht te worden met enkele dikke sterke takken die de vele nesten kunnen dragen. De uiteindes van deze takken moeten wel dun zijn, omdat de nesten aan de dunnere takken bevestigd worden. Verder kunnen er wat dunnere takken geplaatst worden waar de vogels op kunnen rusten.
De bodembedekking van het verblijf dient voornamelijk te bestaan uit zand. De vogels fourageren veel op de grond en hebben hier de ruimte voor nodig. Er kan, zoals eerder genoemd, voor de aankleding wel een grasmat geplaatst worden, maar deze hoeft niet meer dan de helft van het grondoppervlak te bedekken.
Leg de grasmat in ieder geval niet onder de nestboom, aangezien de uitwerpselen van de vogels voornamelijk onder en rondom de nesten terechtkomen.
De vogels zijn sterk en, wanneer goed geacclimatiseerd, kan de zwartkapwever prima in de buitenvolière verblijven. Er moet wel ten alle tijden toegang zijn tot een droog en tochtvrij nachthok. Lichte vorst wordt verdragen maar bijverwarming in de winter is wenselijk.
Let op!
Plaats nieuw gekochte vogels eerst in een ruime quarantaine vlucht. Net als republikeinwevers zijn zwartkapwevers namelijk dragers van vele soorten mijten, teken en wormen. Behandel de vogels hier dus eerst (preventief) voor, alvorens de soort in de permanente volière geplaatst wordt, of bij andere vogels.
Sociale eigenschappen
De Engelse naam van deze soort (Social Weaver) geeft al een belangrijke eigenschap van de vogels weer. De vogels zijn koloniaal en tolerant. De mannen kunnen in het broedseizoen elkaar wel wat achterna zitten, maar van agressie is dan zeker geen sprake.
In de natuur bestaan kolonies van deze soort uit tientallen paren. De jongen blijven doorgaans bij de kolonie waarin ze geboren zijn. Uitwisseling van vogels, tussen verschillende kolonies, vind wel plaats, maar slechts sporadisch, mede omdat de vogels nagenoeg niet nomadisch zijn.
Dit betekent wel dat men de eventuele jongen, ongeacht het geslacht, bij de kweekgroep kan houden. Er moet door de kweker wel rekening gehouden worden met de verwantschappen, om inteelt te voorkomen.
Om deze soort in avicultuur tegemoet te komen, moet er dus getracht worden om zoveel mogelijk vogels samen te houden, waarbij er toch gedacht moet worden aan minimaal 10 tot 15 stellen. Er zijn echter wel een aantal gevallen waarin deze soort slechts als paar gehuisvest is. Dit gebeurde in een verblijf zonder medebewoners. De vogels kwamen hierin ook tot broeden.
Gelet op hun vriendelijke aard, is het prima mogelijk om deze vogels met andere wevers en tropen te combineren. Van deze soort zal men niet snel problemen krijgen met andere vogels. Problemen die zich wel kunnen voordoen wanneer men de soort combineert met andere soorten, is een concurrentie om nestmateriaal. De zwartkapwevers zijn grootverbruikers van nestmateriaal en zullen er niet voor terugdeinzen om dit te verzamelen uit nesten van andere vogels. Dit kan uiteraard net zo goed vice versa.
Het is dus, ondanks de sociale aard van dit soort, niet aan te raden om de vogels samen te houden met wevers uit de geslachten Quelea, Pseudonigrita, Philetairus, Ploceus en Passer.
Voeding
Zwartkapwevers zijn gemakkelijke kostgangers. Het zijn hoofdzakelijk zaadeters, maar insecten worden daarentegen ook zeer graag opgenomen.
Het is nog onbekend wat de precieze verhouding, van zaden tegen insecten, in het dieet moet zijn, maar zaden moeten zeker het overgroot deel van het dieet vormen.
Bloemen, fruit, maar ook insecten worden in de natuur voornamelijk opgenomen in het dieet om de vogels te voorzien van vocht. In het natuurlijk habitat zijn niet altijd waterpoelen aanwezig, waardoor het benodigde vocht dus uit het eten gehaald moet worden. In avicultuur lijken de vogels minder behoefte te hebben aan groenvoer en fruit, zolang de vogels gewoon continu beschikking hebben over vers drinkwater. Insecten blijven de vogels wel altijd een voorkeur voor behouden. Insecten kunnen aangeboden worden in de vorm van meelwormen, buffalowormen, wasmotten en kleinere krekels. Insectenpaté wordt ook opgenomen maar voor de jongen is levend voer noodzakelijk. Als groente kan men komkommer en sla aanbieden.
Eivoer moet voornamelijk in het broedseizoen verstrekt worden, maar kleine hoeveelheid kunnen het gehele jaar door verstrekt worden. De vogels nemen dit goed op, zelfs wildvangvogels. Zowel grit, maagkiezel als sepia mogen niet in het dieet van deze vogels ontbreken en moeten verstrekt worden zodat de vogel er naar genoegen van op kan nemen.
Voortplanting
Voor zover bekend, zijn er geen succesvolle kweekresultaten behaald met deze soort in Nederland. In Engeland, Duitsland en Frankrijk wordt reeds met deze soort succesvol gekweekt. Dit gebeurt zowel bij vogels die vogels die gehouden worden in kolonieverband, als bij paarsgewijs gehouden vogels. Ondanks dat deze soort ook tot kweken komt wanneer men deze paarsgewijs houdt, gaan de vogels eerder tot kweken over wanneer ze in kolonieverband gehuisvest zijn.
Het grootste probleem dat de houder van deze soort tegen zal komen, is het opzetten van de kweekgroep. Deze soort is zeer schaars in avicultuur, wat het opzetten van een kolonie bemoeilijkt. Daarnaast zijn de geslachten niet op uiterlijke kenmerken te onderscheiden. Als de omstandigheden echter optimaal zijn, dan blijkt deze soort niet zeer moeilijk te kweken.
De vogels bouwen een rommelig nest van zeer dunne takjes en gedroogde grasstengels. Het nest wordt gebouwd, hangend aan het uiteinde van dunnere takken, vrij van de nesten van koloniegenoten. Wel bouwen de paartjes vaak meerdere nesten aan elkaar vast, soms zelfs met meerdere in– en uitgangen. Er wordt echter slechts één nest benut om de eieren in te leggen.
Als nestmateriaal dienen fijne materialen aangeboden te worden. Kokosvezel, grashalmen en hele dunne takjes volstaan hiervoor.
De vogels leggen doorgaans twee eieren, incidenteel zelfs drie. De eieren worden uitgebroed in ongeveer 14 dagen, maar er zijn gevallen bekent waarin gesproken wordt van een broedduur van slechts 10 dagen. De jongen worden groot gebracht door beide ouders, al is de bijdrage van de pop hierin groter.
Het is onbekend of jongen uit voorgaande nesten, de ouders assisteren in het grootbrengen van de jongen, zoals dit bijvoorbeeld bekend is van republikeinwevers.
Mannen van deze soort hebben nogal eens de neiging om de jongen uit het nest te werpen. Het weglaten van meelwormen op het menu en deze te vervangen dor versgevangen weideplankton of kleine krekeltjes, schijnt te helpen hiertegen.
In een enkel broedseizoen kunnen republikeinwevers, wanneer de omstandigheden optimaal zijn, meerdere nesten groot brengen.
Er is geen vaste diameter vastgesteld voor de ringmaat van deze soort. Het advies van de WvP hierin is om de dikte van de poten op te meten bij de volwassen vogels. Tel hier 1mm. bij op en die uitkomst zal een redelijke indicatie geven voor de te gebruiken ringmaat.
De richtlijn voor de ringmaat, zoals de WvP die voorschrijft voor deze soort, is maat 3.5.
* Naam van de eerste auteur die deze vogelsoort een wetenschappelijke naam gaf, en het jaar waarin dat gebeurde.
Is de eerste wetenschappelijke naam nadien gewijzigd, dan staat de auteursnaam en het jaartal tussen haakjes.