Republikeinwever
Philetairus socius
Algemeen
English: Sociable Weaver, Common Social Weaver
Deutsch: Siedelweber
Français: Républicain social, Moineau-tisserin social
Taxonomie: Loxia socia Latham, 1790*, Warmbad, Great Namaqualand, zuid Namibië.
Uiterlijke kenmerken
Op een afstand is de republikeinwever geen bijzondere verschijning. Wat bruintinten en een zwart masker. Als we de vogel van dichterbij aanschouwen komt echter toch een mooie tekening naar voren.
Het verenkleed bestaat voornamelijk uit beige en zandkleurig bruine veren. De kap op de kop is wat donkerder, met zacht beige wangvlekken. De staart en vleugels bestaan uit dezelfde kleur bruin als de kap op de kop. Echter hebben de veren op de staart en vleugels een beige zoom. De nek bestaat uit zwarte veren met een witte zoom, wat een geschubd effect geeft. Dit is tevens terug te zien op de flank van deze vogels. Daar hebben de vogels een dubbele baan met veren, lopende van de zijborst tot over de flank, met zwarte veren die een witte zoom voeren. Deze tekening is minder fijn geschubd als in de nek.
De kin en teugel zijn zwart en vormen daarmee een klein masker op de kop. De snavel is tamelijk fors en grijs van kleur, maar veelal enigszins lichtblauw ogend. De poten zijn hoornkleurig.
Beide geslachten zien er op het eerste gezicht identiek uit. Het zwarte masker op de kin en teugel is het kenmerk waarop de geslachten onderscheidden kunnen worden. Bij de mannen is dit masker namelijk veel groter dan bij de pop, met name het gedeelte kin, wat bij de mannen door lijkt te lopen naar de keel.
Jongen van de republikeinwever dragen een vergelijkbaar verenkleed als de ouders, alleen missen ze de zwarte veren op de kin. Dit masker komt pas na de eerste jeugdrui, welke plaatsvindt na ongeveer 16 tot 18 weken.
De republikeinwever is 14 centimeter.
Monotypisch
De republikeinwever is monotypisch; dwz geen ondersoorten.
Niet erkende of oude ondersoorten:
- Philetairus socius geminus
- Philetairus socius socius
- Philetairus socius xericus
Verspreidingsgebied en biotoop
De republikeinwever heeft een beperkt verspreidingsgebied, wat zich beperkt tot Zuidelijk Afrika. Zo is de soort te vinden in het noorden en noordwesten van Zuid–Afrika, het zuidwesten van Botswana en in bijna geheel Namibië.
De soort is zeer talrijk en vormt grote kolonies. In de landbouwgebieden wordt deze vogel dan ook gezien en behandelt als pest.
Binnen het verspreidingsgebied komt de soort voor in drogere open gebieden. Ze bewonen de droge savannes, open bosgebieden en zelfs delen van de Namib woestijn.
Het voorkomen van deze soort in bovengenoemde gebieden is afhankelijk van de mogelijkheden voor nestgelegenheid. Dit zal bij “voortplanting” verder worden toegelicht.
Huisvesting
De republikeinwever is beter geschikt voor een volière die geheel is toegespitst op het houden van deze soort. Dit is niet alleen vanwege de grote groepen waarin de vogels gehouden moeten worden om tot kweken te kunnen komen, dan wel door de immens grote nesten die de vogels tezamen bouwen. De republikeinwever is dan ook ongeschikt voor broedkooien of kleinere binnenvolières.
Men hoeft weinig moeite te steken in het beplanten van de volière. De republikeinwever is tamelijk vernielzuchtig voor wat betreft de eventuele beplanting. De volière dient ingericht te worden met enkele dikke sterke takken die het gewicht van het grote nest kunnen dragen. Verder kunnen er wat dunnere takken geplaatst worden waar de vogels op kunnen rusten.
De bodembedekking van het verblijf mag voornamelijk bestaan uit zand. Er kan voor de aankleding wel een grasmat geplaatst worden, maar deze hoeft niet meer dan de helft van het grondoppervlak te bedekken.
Leg de grasmat in ieder geval niet onder het nest, aangezien de uitwerpselen van de vogels voornamelijk onder en rondom en nest terechtkomen. Het is aan te raden om de omgeving van het nest, dan wel de gehele volière, te overkappen. Op die manier vormt regen geen gevaar voor het nest. Het gewicht van het nest neemt enorm toe als deze doorweekt raakt van de regen en de boom of tak waarin het nest gebouwd is moet dit maar net kunnen dragen. Om iets dergelijks te voorkomen kan men het verblijf dus overkappen.
De vogels zijn sterk en, wanneer goed geacclimatiseerd, kan de republikeinwever prima in de buitenvolière verblijven. Er moet wel ten alle tijden toegang zijn tot een droog en tochtvrij nachthok. Lichte vorst wordt verdragen maar bijverwarming in de winter is wenselijk.
Let op!
Plaats nieuw gekochte vogels eerst in een ruime quarantaine vlucht. De republikeinwevers zijn namelijk dragers van vele soorten mijten, teken en wormen. Behandel de vogels hier dus eerst (preventief) voor, alvorens de soort in de permanente volière geplaatst wordt, of bij andere vogels.
Sociale eigenschappen
De Engelse naam van deze soort (Sociable weaver) geeft al een belangrijke eigenschap van de vogels weer. De vogels zijn koloniaal en tolerant. De mannen kunnen in het broedseizoen elkaar wel wat achterna zitten, maar van agressie is dan zeker geen sprake.
In de natuur bestaan kolonies van deze soort uit minimaal 60 individuen. De jongen blijven doorgaans bij de kolonie waarin ze geboren zijn. Uitwisseling van vogels, tussen verschillende kolonies, vind wel plaats, maar slechts sporadisch.
Dit betekent wel dat men de eventuele jongen, ongeacht het geslacht, bij de kweekgroep kan houden. Er moet door de kweker wel rekening gehouden worden met de verwantschappen, om inteelt te voorkomen.
Om deze soort in avicultuur tegemoet te komen, moet er dus getracht worden om zoveel mogelijk vogels samen te houden, waarbij er toch gedacht moet worden aan minimaal 10 tot 15 stellen. Gelet op hun vriendelijke aard, is het prima mogelijk om deze vogels met andere wevers en tropen te combineren. Van deze soort zal men niet snel problemen krijgen met andere vogels.
Problemen die zich wel kunnen voordoen wanneer men de soort combineert met andere soorten, is een concurrentie om nestmateriaal. De republikeinwevers zijn grootverbruikers van nestmateriaal en zullen er niet voor terugdeinzen om dit te verzamelen uit nesten van andere vogels. Dit kan uiteraard net zo goed vice versa.
Voeding
De republikeinwevers zijn hoofdzakelijk zaadeters, maar dit dieet wordt wel aangevuld met insecten. In de natuur nemen ze voornamelijk graszaden op, maar ook wel bloemen en fruit als dit te vinden is in de droge gebieden waar de vogels voorkomen.
Bloemen, fruit, maar ook insecten worden voornamelijk opgenomen in het dieet om de vogels te voorzien van vocht. In het natuurlijk habitat zijn niet altijd waterpoelen aanwezig, waardoor het benodigde vocht dus uit het eten gehaald moet worden.
In avicultuur bieden we de vogels een menu dat voor 75% procent bestaat uit zaden. Het zaadmengsel voor Ploceidae, samengesteld door de WvP, is een passend mengsel voor deze soort. Insecten kunnen aangeboden worden in de vorm van meelwormen, buffalowormen, wasmotten en kleinere krekels. Insectenpaté wordt ook opgenomen maar voor de jongen is levend voer noodzakelijk. Als groente kan men komkommer en sla aanbieden.
Eivoer moet voornamelijk in het broedseizoen verstrekt worden, maar kleine hoeveelheid kunnen het gehele jaar door verstrekt worden. Zowel grit, maagkiezel als sepia mogen niet in het dieet van deze vogels ontbreken en moeten verstrekt worden zodat de vogel er naar genoegen van op kan nemen.
Voortplanting
Deze vogelsoort is een echte in kolonie broedende vogel. Zij leven in het principe van “safety by numbers”, wat inhoud dat ze zich veiligstellen door zich te groeperen in zeer hoge aantallen. De vogels worden ook gestimuleerd om over te gaan tot de kweek, als zij in grote hoeveelheden tezamen zijn. Het is daarom zinloos te pogen om met deze soort te kweken als men slecht over één of enkele koppeltjes beschikt. In de natuur bestaan kolonies uit minstens 60 vogels, maar vaker oplopend tot een aantal van rond de 500 vogels.
Republikeinwevers gaan pas over tot kweken na hun derde levensjaar. Ze zijn reproductief tot een leeftijd van 11 jaar.
De republikeinwevers bouwen een gezamenlijk nest wat vele jaren achtereen gebruikt wordt. Ieder seizoen wordt het dan ook groter. Er zijn nesten bekend die meer dan zeven meter lang zijn en die met gemak meer dan een ton wegen. De nesten worden dan ook alleen gebouwd in objecten, zowel natuurlijk als door de mens geplaatste zoals elektriciteitsmasten, die het gewicht van dergelijke nesten kunnen dragen. In het geval dat een boom het gewicht niet blijkt te kunnen dragen, met het vallen van het nest tot gevolg, dan verlaten de wevers het nest en gaan opzoek naar een nieuwe locatie.
De gehele kolonie bouwt mee aan het nest, wat het gehele jaar door gaat. Men zal in avicultuur dan ook het gehele jaar nestmateriaal aan moeten bieden. Men kan dit simpel doen door een baal hooi in de volière te plaatsen. De vogels hebben dan voldoende materiaal om te bouwen.
De bovenkant van het nest vormt een beschermende koepel die weerstand biedt tegen regen en predatoren. Deze koepel wordt dor de vogels ook vaak bekleed met doorndragende takken. De openingen naar de nesten bevinden zich aan de onder– en zijkanten. De nestkamers zijn bekleed met zachtere materialen, als veren en de aren van grassen.
Regenval is voor deze soort een belangrijke stimulans om tot broeden te komen. In de natuur kan een soort, in jaren van zeer slechte regenval, zich zelfs onthouden van de kweek, zelfs als dit meerdere achtereenvolgende jaren zijn. Als men de kolonie huisvest in een overkapte volière, kan goed gebruik worden gemaakt van kunstmatige regenval in de vorm van sproeiers om zo regenval te simuleren.
In een enkel broedseizoen kunnen republikeinwevers, wanneer de omstandigheden optimaal zijn, meerdere nesten groot brengen. Ze leggen twee tot zes eieren welke in ongeveer 14 tot 15 dagen worden uitgebroed. Dit gebeurt door beide geslachten, maar in sommige gevallen helpen jongen uit voorgaande nesten hun ouders bij het uitbroeden van de eieren en het voeren van de jongen.
De jongen worden in de eerste 14 levensdagen continu bebroed. Jongen verlaten na 20 tot 24 dagen het nest. Na die tijd zijn de uitgevlogen nog 30 tot 45 dagen afhankelijk van de ouders en helpers die de jongen dan nog bijvoeren.
Het is dus aan te raden om de eerste paar generaties bij de ouders te houden. Zij dragen bij in het grootbrengen van de jongen en zullen de kans op kweeksuccessen vergroten.
De adviezen voor ringmaten van de republikeinwevers lopen erg uiteen. Van ringmaat 2.5 tot wel 4.5. Het advies van de WvP hierin is om de dikte van de poten op te meten bij de volwassen vogels. Tel hier 1mm. bij op en die uitkomst zal een redelijke indicatie geven voor de te gebruiken ringmaat.
De richtlijn voor de ringmaat, zoals de WvP die voorschrijft voor deze soort, is maat 3.5.
* Naam van de eerste auteur die deze vogelsoort een wetenschappelijke naam gaf, en het jaar waarin dat gebeurde.
Is de eerste wetenschappelijke naam nadien gewijzigd, dan staat de auteursnaam en het jaartal tussen haakjes.