Keniaanse roestmus
Passer rufocinctus

Algemeen

English: Kenya Rufous Sparrow, Kenya Sparrow
Deutsch: Keniasperling
Français: Moineau roux
Taxanomie: Passer rufocinctus G. A. Fischer and Reichenow, 1884*, Lake Naivasha, Kenya.

Uiterlijke kenmerken

De roestmus is een grote soort die ongeveer 14 centimeter meet. De algemene verschijning van de Keniaanse roestmus doet denken aan de huismus (Passer domesticus).
Zijn uiterlijke kenmerken zijn zeer gelijkend met een aantal andere soorten, zoals de Iago mus (Passer iagoensis), Kordofanmus (Passer cordofanicus), Shelley's roestmus (Passer shelleyi), Socotra–mus (Passer insularis) en roestmus (Passer motitensis).
De meeste gelijkenis heeft de Keniaanse roestmus nog wel met de Shelley's roestmus. De shelley's roestmus werd voorheen dan ook gezien als een ondersoort van de Keniaanse roestmus. Het enige uiterlijke verschil is de oogkleur. De Keniaanse roestmus heeft een gele iris, terwijl de Shelley's roestmus donkere ogen heeft. Daarnaast heeft de Keniaanse roestmus grijze wangvlekken en de Shelley's roestmus witte wangvlekken. Ook met de gewone roestmus onderscheid de Keniaanse roestmus zich op basis van diens oogkleur. De gewone roestmus heeft eveneens donkere ogen.

 

De man
Het begin van de wenkbrauwstreep, beginnende bij de snavel, is wit. De rest van de wenkbrauwstreep is roodbruin. De teugel voor het oog is vaal zwart. De keelvlek is zwart. De kruin is grijs, evenals de achter– en zijhals en een deel van de mantel. De oorstreek is overwegend grijs met een witte buitenrand.
De vleugels zijn ook grijs, maar de bovenste delen en de mantel is bruin. De grijze vleugels zijn getekend door de lichte zomen op de veren. De middelste dekveren zijn wit, wat een dunne witte teugel over de vleugel vormt. De stuit en staart zijn bruin. De borst en flank zijn vaal wit tot enigszins grijzig. De buik en anaalstreek zijn helder wit. De mantel is gestreept met vaal zwarte strepen. De man heeft hoornkleurige poten en een zwarte snavel. De ogen zijn geel.

 

man / male

 

 

 

De pop
De tekening van de pop lijkt sterk op die van de man, maar de kleuren zijn veel lichter en minder sprekend. Met name de bruine delen, zoals de wenkbrauwstreep en de mantel zijn wat minder warm bruin. De wangvlek is niet zo egaal grijs als bij de man. De borst, buik, flank en anaalstreek zijn lichtbruin van kleur, naar vuilwit neigende. De keelvlek van de pop is grijs. De snavel is grijs en de poten zijn hoornkleurig.

 

pop / female

 

 

Monotypisch

De Keniaanse roestmus is monotypisch; dwz geen ondersoorten.

Verspreidingsgebied en biotoop

Leefgebied: Rift Valley hooglanden van centraal Kenia zuid tot noord Tanzania.

 

 

De Keniaanse roestmus heeft een zeer beperkt verspreidingsgebied, en leeft alleen maar in de delen die behoren tot de Rift Valley.
Binnen dit verspreidingsgebied wordt de soort aangetroffen in hoger gelegen gebieden waar ze graslanden bewonen welke rijkelijk begroeid zijn met struiken. Daarnaast worden ze ook in landbouwgebieden aangetroffen, dorpen en zelfs steden.

Huisvesting

De Keniaanse roestmus brengt in de natuur veel tijd door op de grond, waar hij zijn eten bij elkaar scharrelt.
In de volière moet deze vogel daar ook de ruimte voor krijgen. Plant daarom niet teveel bodembedekkers, maar zorg voor een open ruimte van zand of aarde. Indien men toch besluit graszoden te plaatsen in het blijf, laat dit dan slechts een klein deel van het bodemoppervlak beslaan, hooguit 40%. Idealistisch plaatst men deze graszoden her en der in het verblijf, zodat er een afwisselend bodemoppervlak ontstaat.
De Keniaanse roestmus stelt beplanting wel op prijs. Met name middelhoge struiken voldoen hierin. Er is hierbij te denken aan bijvoorbeeld laurierstruiken, die ook in de winter groen blijven.
Het zijn actieve vogels die redelijk veel vliegen. Ze zijn daarom minder geschikt voor broedkooien. Men kan ze het beste huisvesten in beplante buitenvolières of (ruime) kweekvluchtjes. Zeker wanneer men ervoor kiest meerdere koppels van deze soort te willen houden, dan vormen ruime kweekvluchten een goede oplossing, zodat de diverse koppels gescheiden gehouden kunnen worden. De noodzaak voor het scheiden van koppels wordt verder toegelicht bij de sociale eigenschappen.
Als de volière goed beplant is, moeten de vogels voldoende beschutting hebben om de weersomstandigheden te doorstaan. Een nachthok is altijd aan te raden, maar deze hoeft (onder normale winterse omstandigheden) niet verwarmd te worden. Het zijn redelijk harde vogels. Indien de vogels geen beschikking hebben over een nachthok, dan is het aan te raden het verblijf te beschermen tegen guur weer door een zijkant af te schermen voor wind en een deel van het dak te overkappen.
Mocht men gebruik maken van kweekvluchten, om diverse koppels gescheiden te kunnen huisvesten, plaats dan schermen tussen de diverse vluchten, zodat de verschillende koppels elkaar niet kunnen zien. Plaats de nestkasten wat hoger in het verblijf.

Sociale eigenschappen

De Keniaanse roestmus is een dominante vogel en wordt in de natuur hoofdzakelijk paarsgewijs aangetroffen. De enige plaats waar weleens groepen van deze soort worden waargenomen, zijn de schaarse waterpoelen in de droge periodes. Dit is echter misleidend aangezien de soort strikt paarsgewijs leeft. In avicultuur moet hier dan ook rekening mee worden gehouden.
Plaats per verblijf slechts één koppel Keniaanse roestmussen.
In de broedperiode is de soort, met name de man, zeer beschermend rondom zijn nestomgeving. De soort duldt geen vogels in de buurt van het nest en in zijn territorium.
Het is daarom aan te raden om deze soort niet met andere territoriale vogels samen te houden, noch met kleinere soorten vogels die minder weerbaar zijn. Uiteraard heeft een verblijf zonder medebewoners de voorkeur. Plaats de soort in ieder geval niet samen met andere soorten mussen, dat leidt onherroepelijk tot problemen.
De Keniaanse roestmus is niet schuw of schichtig, maar heeft wel even de tijd nodig om vertrouwelijk te raken met het verblijf, de omgeving en de verzorger.

Voeding

In de natuur eet de Keniaanse roestmus voornamelijk zaden, maar ook insecten.
In de volière dient men deze soort een zaadmengsel van tropisch zaad als basis te geven, aangevuld met onkruidzaden, wildzangzaad en grove zaden als bijvoorbeeld dari. Als voorbeeld van een passend zaadmengsel, kan men het zaadmengsel voor Ploceidae hanteren.
Daarnaast vormen gekiemde millet en gierst en bossen verzamelde graszaden in de halm een mooie aanvulling en zorgen voor een afwisselend voedselaanbod.
De Keniaanse roestmus heeft daarnaast behoefte aan insecten, met name in het broedseizoen. Het is daarom aan te raden de vogels altijd te laten beschikken over insectenpaté en/of buffalowormen. Bij een aantal soort mussen kunnen de mannen verhoogde agressiviteit vertonen als er teveel meelwormen aangeboden worden. Het is daarom beter om meelwormen weg te laten uit het menu van deze soort. Hanteer buiten het broedseizoen een zeer klein aandeel insecten in het menu, maar voer dit op in het broedseizoen en in de aanvang hiertoe.
Naast insecten mag ook groenvoer niet ontbreken. In een goed beplantte volière scharrelen ze zelf ook wel aardig wat knopjes en blaadjes bij elkaar, maar het is aan te raden om de vogels zo nu en dan sla, broccoli of vergelijkbare groente voor te schotelen. Uiteraard staan altijd voldoende kalk en mineralen ter beschikking. Eivoer dient men in verhoogde mate aan te bieden in het broedseizoen en tijdens de rui, als ook in de aanvang van beide periodes.
De soort zoekt foerageert voornamelijk op de grond. Men kan de soort hierin tegemoet komen door af en toe zaden op de bodem van het verblijf uit te strooien. Dit bevordert het natuurlijk foerageergedrag.

Voortplanting

De Keniaanse roestmus is, voor zover bekend, niet gehouden in avicultuur. Althans, dit is niet duidelijk bevestigd. De soort kent meerdere namen, voorheen ook ondersoorten, maar er zijn ook tal van gelijkende soorten.
Het is daarom moeilijk vast te stellen of deze soort daadwerkelijk in het verleden gehouden is in avicultuur. Er is dan ook weinig bekend over de kweek in avicultuur. Onderstaande gegevens zijn daarom gebaseerd op die van nauw verwante soorten.

 

De Keniaanse roestmus heeft in de natuur een beperkt broedseizoen dat loopt van september tot april, afhankelijk van de regio en de lokale start van de regentijd.
Men kan de broedstemming van de vogels positief beïnvloeden door regelmatig het verblijf met water te besproeien. Indien het verblijf open is en geen dicht dak heeft, dan zal de regen zijn werk ook doen. In de zomerperiode zal men echter bij moeten sproeien.
De Keniaanse roestmus is monogaam en vormt een paar voor langere tijd. Als men eenmaal beschikt over een succesvol koppel, splits deze dan niet op bij een volgend broedseizoen. Plaats ook nooit meer dan één koppel Keniaanse roestmussen per verblijf. Indien er meerdere koppels roestmussen gescheiden worden gehouden, zorg er dan voor, met behulp van schermen, dat de verschillende koppels elkaar niet kunnen zien. Dit verstoort de koppels alleen maar en komt de kweek niet ten goede.
Nesten worden gebouwd door zowel de man als pop. Als nestmateriaal worden grassen gebruikt, veren, bladeren en takjes. De binnenkant wordt bekleed met een dikke laag aan fijne materialen als veren en grassen. De grovere materialen worden voor de buitenkant van het nest gebruikt, wat het nest een rommelige uitstraling geeft. Het nest wordt vaak gebouwd hoog in een doorndragende boom. Probeer hier in avicultuur ook de gelegenheid toe te geven. Voorgaande beschrijving geldt voor de vrijstaande nesten die de vogels kunnen bouwen. Deze soort zal hoogstwaarschijnlijk ook gebruik maken van traliekasten of halfopen nestkasten om een nest in te bouwen. Het nestmateriaal dat dan verstrekt dient te worden is hetzelfde.
De Keniaanse roestmus legt doorgaans twee tot vier eieren. In uitzonderlijke gevallen kan dit aantal oplopen tot een legsel van zes eieren. De eieren worden gedurende 14 dagen door beide vogels bebroed.
Vanaf het moment van uitkomen, tot het punt van uitvliegen, voeren beide ouders de jongen met insecten, waaronder ook rupsen.
De jongen vliegen na ongeveer 15 tot 18 dagen uit, maar worden dan nog een korte periode gevoerd door de ouders.
Verwijder de jongen uit het verblijf van de volwassen vogels, zodra de jongen zelfstandig zijn. Het ouderkoppel zal spoedig een nieuw nest gaan beginnen en duldt dan mogelijk de eigen jongen niet meer in de omgeving van het nest.

 

Het geslachtsonderscheid is bij de jongen al snel zichtbaar. De jonge vogels lijken, voor de jeugdrui, op de pop. Jonge mannen hebben een donkerder grijze tot zwarte keel en een bruinere snavel. Jonge poppen zijn identiek aan de volwassen pop.

Deze grote mussensoort kan geringd worden met ringmaat 3.2.

 

* Naam van de eerste auteur die deze vogelsoort een wetenschappelijke naam gaf, en het jaar waarin dat gebeurde.
Is de eerste wetenschappelijke naam nadien gewijzigd, dan staat de auteursnaam en het jaartal tussen haakjes.