Huismus
Passer domesticus
Algemeen
English: House Sparrow, Phillip Sparrow, English Sparrow
Deutsch: Haussperling
Français: Moineau domestique, Moineau cisalpin
Taxanomie: Fringilla domestica Linnaeus, 1758*, Sweden.
Uiterlijke kenmerken
Het mannetje heeft een grijze kruin en grijze wangen, een zwarte keel en borst, een zwart masker met witte stip achter het oog, een witte streep over de vleugels, en in het broedseizoen een zwarte snavel. Het vrouwtje heeft een minder contrastrijke tekening dan het mannetje, een lichte oogstreep, enige tekening op rug en vleugels en een effen licht grijs/bruine borst. In de ruitijd is hun verenkleed soms nauwelijks meer te herkennen als zijnde van een huismus.
Grootte/Size/Größe/Taille: 15 cm, races vary from 14 cm in the south of the range to 18 cm in the north
Vleugel/Wing/Flügel/Aile: 67-89 mm (male Europe), 70-86 mm (female Europe)
Vleugel/Wing/Flügel/Aile: 71-82 mm (male UK), 71-76 mm (female UK)
Staart/Tail/Schwanz/Queue: 55-64,6 mm (male), 52-65 mm (female)
Poot/Tarsus/Bein/Tarse: 17-24 mm (male), 52-65 mm (female)
Snavel/Culmen/Schnabel/Bec: 17-24 mm (male), 16-25 (female)
Gewicht/Weight/Gewicht/Poids: 27,7-39,5 g (male Europe), 24-39,5 g (female Europe)
De huismusman onderscheidt zich door de grijze kroon van de ringmus (Passer montanus), die bovendien een zwarte vlek op de wangen en een witte halsband heeft.
Andere soorten die uiterlijk op de huismus lijken en daarmee verward kunnen worden zijn de heggenmus, het vrouwtje vink en de Spaanse mus (Passer hispanoliensis). Deze laatste komt zelden voor in Nederland en België.
man / male
pop / female
Ondersoorten
De huismus heeft 12 ondersoorten, zoals hieronder per leefgebied beschreven
De ondersoorten vormen twee groepen, De nominaat of "Palearctic" groep (domesticus, balearoibericus, tingitanus, niloticus, biblicus en persicus) en de oriëntaalse of "indicus" groep (indicus, rufidorsalis, hyrcanus, hufufae, bactrianus, parkini). Waar deze twee elkaar ontmoeten integreren ze, dus is hybridisering mogelijk.
De ondersoorten uit de "Palaearctic domesticus" groep hebben grijze wangen
Passer domesticus domesticus ( Linnaeus, 1758*) = nominaat
Leefgebied: noord & west Europa (zuidelijk tot Iberia (Iberisch Schiereiland in Zuidwest-Europa, waarop Spanje en Portugal zich bevinden en zuidcentraal Frankrijk) oostelijk van noord centraal Azië (zuidelijk tot Oekraine, noord Mongolië en noordoost China) tot de Amoer rivier monding, lokaal ook op de Sakhalin eilanden en west & oost Kamchatka.
Passer domesticus balearoibericus Jordans, 1923*
Deze ondersoort is iets bleker dan de nominaat (Passer domesticus domensticus) maar donkerder dan Passer domesticus bibilicus.
Leefgebied: eilanden van de Balearen, en zuid Frankrijk oost (exclusief Italië en de meeste Mediterrane eilanden) tot westcentraal Klein Azië.
Passer domesticus tingitanus Loche, 1867*
Deze ondersoort is ten opzichte van de nominaat (Passer domesticus domesticus) klein, de kop is gespikkeld zwart, het middelste gedeelte van de kroonveren is uitgebreid zwart, wat alleen kan worden waargenomen als individuele variatie tussen Passer domesticus tingitanus en de nominaat. Ooraanzet en onderkant zijn gemiddeld gezien witter of valer.
Leefgebied: noordwest Afrika (Marokko oost tot noordoost Libië).
Passer domesticus niloticus Nicoll & Bonhote, 1909*
Deze ondersoort is bijna identiek, maar kleiner dan Passer domesticus persicus en Passer domesticus biblicus.
Leefgebied: Egypte (Nijl Delta en Nijl Vallei).
Passer domesticus biblicus E. J. O. Hartert, 1904*
Deze ondersoort is iets bleker dan de nominaat (Passer doemsticus domesticus) en Passer domesticus balearoibericus. Deze Is de vaalste tussen de ondersoorten.
Leefgebied: zuidoost Turkije, Cyprus en Levant oost naar noordwest Iran.
Passer domesticus persicus Zarudny & Kudashev, 1916*
Deze ondersoort is valer en kleiner dan de Passer domesticus biblicus en valer dan de soorten van de oriental indicus groep.
Leefgebied: centraal Iran (zuidelijk van de Elburz bergen) oost naar west & zuid Afghanistan.
De ondersoorten uit de oriëntaalse "Oriental indicus" groep hebben witte wangen, evenals lichte kleuring op de kroon, een kleinere snavel, en een langere zwarte slabbetje.
Passer domesticus hyrcanus Zarudny & Kudashev, 1916*
Bij deze ondersoort is de rug is iets donkerder kastanjebruin dan bij Passer domesticus indicus, de zijkant is door het onderbroken zwart vaak als donker aangeduid. Ook is deze groter dan de Passer domesticus indicus.
Leefgebied: zuidoost Azerbaijan en noord Iran (noordelijk van de Elburz bergen).
Passer domesticus indicus Jardine & Selby, 1831*
Deze ondersoort is enigszins bleker en op zijn beurt iets groter met een vleugel lengte van 70 tot en met 78 mm dan de andere ondersoorten.
Leefgebied: zuid Israel, zuid Palestina en een groot deel van Arabië, oost tot zuidoost Iran, schiereiland India, Sri Lanka en centraal zuidoost Azië (oostenlijk tot Laos).
Passer domesticus rufidorsalis C. L. Brehm, 1855*
Bij deze ondersoort is het kastanjebruin op de bovenkant is duidelijk donkerder, sterker en uitgebreider net als bij Passer domesticus niloticus. Het grijs van de zijkant is naar achteren minder uitgebreid en reikt tot aan de nek. De snavel is ook kleiner en de vleugellengte iets korter, 69-75 mm.
Leefgebied: Soedan (Nijl Vallei zuidelijk tot 13° N) en oostelijk tot aan de Rode zee kust in Eritrea.
Passer domesticus hufufae Ticehurst & Cheesman, 1924*
Bij deze ondersoort is het verenkleed is relatief grijs, de witte onderzijde valt meer op en het kastanjebruin van de vleugels en de rug is gereduzeerd.
Leefgebied: oost Arabische schiereiland.
Passer domesticus bactrianus Zarudny & Kudashev, 1916*
Deze ondersoort is iets bleker, het grijs van de zijkant is niet onderbroken donker.
Leefgebied: west Turkmenistan, noordoost Iran en zuid Kazakhstan oostelijk tot Tien Shan, extreem noordwest China (noordwest Xinjiang) en noordwest Pakistan.
Passer domesticus parkini Whistler, 1920*
Deze ondersoort is aan de bovenkant donkerder en rijker in kleur, de nekband is breder dan bij Passer domesticus bactrianus en Passer domesticus indicus, de snavel en de lengte van de vleugels zijn langer (76-83 mm). Deze is groter en donkerder met meer zwart aan de borst dan alle andere ondersoorten, maar kan echter niet betrouwbaar met de Passer domesticus bactrianus gedetermineerd worden.
Leefgebied: van Kashmir oost tot Nepal.
Niet erkend:
Bij Halfa in Wadi leeft een ondersoorthybride Passer domesticus rufidorsalis X Passer domesticus niloticus; deze word weleens Passer domesticus halfae genoemd.
Verspreidingsgebied en biotoop
De huismus is één van de meest voorkomende vogels van Nederland, maar in 2004 is de huismus op de rode lijst geplaatst. De populatie huismussen is in Nederland de laatste decennia meer dan gehalveerd doordat moderne huizen vaak geen nestgelegenheid meer bieden.
Huisvesting
Sociale eigenschappen
Voeding
Voortplanting
Huismussen hebben zich aan de mens aangepast en broeden vrijwel overal waar mensen wonen. Ze broeden in kleine groepen en bouwen onder andere nesten in gaten van muren, onder dakpannen en in nestkasten.
* Naam van de eerste auteur die deze vogelsoort een wetenschappelijke naam gaf, en het jaar waarin dat gebeurde.
Is de eerste wetenschappelijke naam nadien gewijzigd, dan staat de auteursnaam en het jaartal tussen haakjes.