Wilsons staalvink of atlasvink
Vidua wilsoni

Algemeen

English: Pale-winged Indigobird, Shaft-tailed Paradise Whydah, Shafttailed Whydah, Shaft-tailed Widow, Pale-winged Indigobird, Purple Indigobird, Wilson's Indigobird
Deutsch: Wilson-Atlaswitwe, Wilsonwitwe
Français: Veuve royale, Veuve reine, Combassou de Wilson, Combassou de Wilson ou C. du Zaïre
Taxanomie: Hypochera wilsoni E. J. O. Hartert, 1901*, Yelwa, in Borgu, middle Niger River, Nigeria.

Uiterlijke kenmerken

Onder de groep der parasitaire wida's valt ook de groep der staalvinken. Een groep bestaande uit 11 zeer gelijkende soorten. Over het algemeen zijn de mannen te onderscheiden door te kijken naar de combinatie van vleugeltekening, poot – en snavelkleur.
De zang van de mannen is een kopie van de zang van diens gastoudersoort. Op die manier is tevens te achterhalen met welke soort we te maken hebben. De poppen van de verschillende soorten staalvinken zijn zelfs in de hand eigenlijk niet te onderscheiden.
De Engelse naam van de Wilsons staalvink luidt “Pale–winged indigobird”. Een passende naam als men het uiterlijk in acht neemt. Staalvinken worden ook vaak vernoemd naar de gastoudersoort, zo ook het geval is bij de andere Engelse naam die we kennen van deze soort; “Bar–breated indigobird–. Vernoemd naar de bruine amarant (Bar–breasted firefinch), welke de gastoudersoort van deze soort is. De naam is echter misleidend aangezien de Wilsons staalvink geen getekende borst heeft, waardoor de naam eigenlijk niet gebruikt wordt.

 

Mannelijke Wilsons staalvinken zijn redelijk goed te onderscheiden van andere soorten staalvinken. De mannen hebben een zwart ogend verenkleed met een paarse metaalglans. De vleugels zijn donkerbruin, alleen de kleine dekveren zijn zwart. De staart is eveneens bruin. De bruine vleugels zijn in de vlucht duidelijk zicht. Als de vogel stil zit is alleen een bruine lijn in de vleugel waarneembaar van de buitenste handpennen. De bruine staart is dan eveneens duidelijk zichtbaar.
De snavel is zilverwit met vaak een donkere basis. De poten zijn rood.
Buiten het broedseizoen hebben de mannen een verenkleed dat sterk overeenkomt met dat van de poppen. Het is vaak moeilijk waar te nemen, maar mannen hebben een iets meer staande houding dan de poppen.
Poppen van de staalvink hebben een verenkleed dat vooral bestaat uit bruintinten en lijkt op dat van vrouwelijke paradijswida's. Onderscheid tussen staalvink–poppen en paradijswida–poppen is makkelijk te maken aangezien men alleen maar hoeft te kijken naar de grootte. Staalvinken zijn een stuk kleiner.
De pop van de staalvink heeft een zeer lichte, bijna witte, buikpartij wat doorloopt tot de anaalstreek. De staart, alsook de onderkant van de staart, zijn bruin. De vleugels hebben een bruinere waas dan andere soorten staalvinken. De zij– en middenborst zijn licht gestreept op een bruine ondergrond. De mantel is eveneens zeer licht gestreept. De wenkbrauw is wat lichter bruin, waardoor de zwarte kopstrepen duidelijk opvallen. Voor het oog heeft de pop geen tekening, terwijl achter het oog een donkere lijn loopt die eindigt in een halve cirkel tot achter de wang. De poten zijn hoornkleurig, de snavel zilver.
Jonge staalvinken lijken, na het uitvliegen, sterk in kleur en tekening op de pop. Echter ontbreken de zwarte strepen die over de kop lopen. De jonge staalvinken zijn wel duidelijk te onderscheiden van de jongen van de gastouders. Dit in tegenstelling dus tot de wida's uit het geslacht Vidua.
De Wilsons staalvink meet 10 centimeter, zowel man als pop.

 

 

Bij twijfel of navraag over het geslacht van uw eigen vogels, kan u altijd de Werkgroep voor Ploceidae raadplegen.

Monotypisch

De Wilsons atlasvink is monotypisch; dwz geen ondersoorten.

Verspreidingsgebied en biotoop

Leefgebied: zuid Senegal, Guinea-Bissau, zuid Mali, Guinea, noord Ivoorkust, zuid Burkina Faso en Ghana oost tot Nigeria, Kameroen, zuid Tsjaad, Centraal Afrikaanse Republiek, zuid Soedan (Nimule, Rimo, Sheikh Tombe, Torit), noordoost DRCongo (Uele), en west Ethiopië (Gambela).

Het verspreidingsgebied van de Wilsons staalvink ligt te zuiden van de Sahara in een horizontale band door Centraal Afrika. 

Ook voor de Wilsons staalvink geldt dat het voorkomen van deze soort meer afhankelijk is van de bewegingen van de gastoudersoort, dan dat het bepaalt wordt door eigen voorkeuren voor een bepaald habitat. De staalvink is dan ook te vinden in een groot aantal verschillende gebiedtypen, waaronder droge graslanden, savannes, bosranden en graslanden in hoger gelegen gebieden. Over het algemeen is de soort vaker te vinden in drogere gebieden, waaronder graslanden en savannes met Acacia's.

Huisvesting

Zoals eerder aangegeven hebben staalvinken in het algemeen weinig voorkeur voor een bepaald gebiedstype. Als we de huisvesting van staalvinken willen beschrijven, doen we er daarom beter aan om die van zijn gastoudersoort te beschrijven.
Wilsons staalvinken zijn tijdens het foerageren en voor de balts veel op de grond te vinden. De bodem van de volière moet dus zoveel mogelijk vrijgehouden worden en als bodembedekking volstaat zand als beste.
De voliere kan beplant worden, al geven de staalvinken er weinig om. Er mogen flink wat takken geplaatst worden en de randen van de voliere kan men afschermen of voorzien van beplanting. Dit biedt de vogels meer rust en zodoende kunnen ze schuilen bij guur weer.
Door de takken op verschillende plaatsen in de volière te plaatsen creëert men territoria voor de mannen en wordt de kans op onderlinge agressie in het broedseizoen geminimaliseerd.
Indien dit principe wordt toegepast, waarbij men de staalvinken als groep wil huisvesten, is een ruime volière een echte vereiste. Biedt een territorium van minimaal drie tot vier vierkante meter per gehouden man.
Staalvinken zijn niet erg sterk en kunnen het beste tijdens de wintermaanden binnenshuis overwinteren. Hetzelfde geldt eigenlijk voor de gastouders. Wanneer de vogels in de buitenvolière verblijven, dient er ten alle tijden toegang te zijn tot een droog en tochtvrij nachthok.

Sociale eigenschappen

Staalvinken zijn over het algemeen vriendelijke vogeltjes die met de meeste soorten astrildes prima samengehouden kunnen worden, zo ook de Wilsons staalvink. Ook onderling vind nagenoeg geen agressie plaats, wat het mogelijk maakt om de staalvink in een groep te huisvesten. Het is echter wel aan te raden om de groep dan te laten bestaan uit meer poppen dan mannen en dienen de eisen t.a.v. de huisvesting goed in acht genomen te worden.
Uiteraard mag in een dergelijk geval de volière niet te dichtbevolkt zijn.
Als men zich op de kweek van deze soort wil toeleggen, dan is het aan te bevelen om de soort in een volière te plaatsen met alleen zijn gastoudersoort. De gastoudersoort van de Wilsons staalvink is de stippelamarant (Lagnosticta rufopicta).
De mannen vertonen in het broedseizoen wel territoriumdrift, maar dit uit zich zelden in onderlinge agressie. Ze baltsen er druk op los en door elkaar met de balts te intimideren blijft agressie vaak uit.
Indien men meerdere mannen samen houdt is het vanzelfsprekend dat men in het broedseizoen wel een oogje in het zeil moet houden.
Een verhouding van één man op één pop, tezamen met een aantal exemplaren van de gastoudersoorten, is ook al voldoende om de soort tevreden te stellen. Ze trekken in nauw verband op met de stippelamaranten.
Houdt er tevens rekening mee dat de Wilsons staalvinken eieren kapot pikken bij de gastoudersoort, alsook andere soorten vogels, zoals we dit gedrag kennen bij de wida's uit het geslacht Vidua.
Door het gelijkend uiterlijk van de poppen, alsook de kans op het kruisen van soorten, is het beter om geen verschillende soorten staalvinken tezamen te houden in één volière.

Voeding

In de natuur foerageert de Wilsons staalvink voornamelijk op de grond en eten ze voornamelijk zaden, met een minimale aanvulling van wat kleine insecten als mieren en termieten, alsook diens eieren.
In de volière geven we de vogels een basis van gemengd tropenzaad. Zie voor de voeding van deze soort ook het speciale mengsel voor Ploceidae. Eivoer moet voornamelijk in het broedseizoen verstrekt worden. Zowel grit, maagkiezel als sepia mogen niet in het dieet van deze vogels ontbreken en moeten verstrekt worden zodat de vogel er naar genoegen van op kan nemen. Insecten die verstrekt kunnen worden zijn buffalowormen en miereneieren.
In de rust periode moet deze soort op een zeer beperkt menu gehouden worden. Men biedt de vogels een natuurlijk voedingspatroon door de vogels in de rust een zaadmengsel voor te zetten van 20% gemengd tropisch zaad en 80% millet. In de rusttijd geeft men de vogels helemaal geen eivoer. Deze variatie op het menu is een vervanging van de natuurlijke voedselschaarste in de droge periodes, zoals de vogels deze kennen in het wild.
In de rui periodes geeft men eens per drie dagen eivoer. Als de vogels in broedstemming zijn (en de gastouders broeden), geeft men de vogels geen levend voer en eens per drie dagen eivoer. Twee dagen voordat de eieren uitkomen geeft u de vogels dagelijks eivoer, aangevuld met levend voer.

Voortplanting

Als men met tot kweken wil komen met wida's en staalvinken, zal men eerst een aantal andere zaken op orde moeten hebben. Om te beginnen de gastouders. De staalvinken hebben gastouders in de vorm van vuurvinken, zoals de eerder genoemde soorten, die hun eieren uitbroeden. De soort gastouder verschilt per soort staalvink, al behoren de gastouders van de staalvinken over het algemeen tot de vuurvinken (Lagnosticta–soorten).
Om tot een succesvolle kweek te komen moet de huisvesting dus hoofdzakelijk afgestemd zijn op de wensen van de gastoudersoort. Dan moeten de Wilsons staalvinken in broedstemming gebracht worden, synchroon lopend aan het kweekseizoen van de gastouders. De voeding is, behalve bij de gastouders, ook van belang om de staalvinken in stemming te krijgen voor de voortplanting.
Kijk hiervoor ook bij de huisvesting en voeding, zoals eerder beschreven in dit artikel.

 

Poppen van de Wilsons staalvink leggen series van één tot drie eieren. Bij het leggen van hun ei pikken ze de eieren van de gastouders kapot. Dit gedrag is echter zeer goed te verklaren en zelfs een goed teken. De staalvinken zijn parasitaire vogels. Dit houdt in dat de pop van de staalvink haar ei legt in het nest van een gastouder. Dit doet ze in een nest waarin de gastouder zelf die dag een vers ei gelegd heeft. De Wilsons staalvink legt haar ei hierbij zodat ze ervan gegarandeerd is, dat de broedduur voor haar gelegde ei, lang genoeg is voor het embryo om uit te komen. Ze pikt vervolgens het ei stuk van de gastouder om ervoor te zorgen dat haar ei meer overlevingskansen heeft en genoeg voer zal krijgen als het eenmaal uitgekomen is.
In een enkel broedseizoen kan een pop een groot aantal eieren produceren, wat op kan lopen tot ongeveer 25 eieren. Bij een goed gecontroleerd kweekprogramma met deze soort kan men dus leuke successen boeken.
De eieren komen na 11 á 12 dagen uit. De bektekening van de nestjongen lijkt dan nog sterk op dat van de jongen van de gastouders. De jongen vliegen na ongeveer 18 dagen uit en zijn dan goed te onderscheiden van de gastoudersoort. De jongen worden na het uitvliegen nog twee weken gevoerd door de gastouders, waarna de jongen op gaan vliegen met andere Wilsons staalvinken.

 

Het geslacht is bij net uitgevlogen vogels moeilijk te bepalen. De mannen “staan” meer, waar de poppen wat “doorgezakt” op de zitstokken zitten. Dit is meer richtlijn dan regel.
Geduld of sexen met behulp van DNA is de enige oplossing voor en geslachtsbepaling met absolute zekerheid.
De jonge mannen komen pas na twee jaar in een gevorderd prachtkleed. De poppen schijnen na een jaar al geslachtsrijp te zijn. Dit in tegenstelling dus tot de mannen.

De vogels kunnen geringd worden met ringmaat 2.5.

 

Het kweken met wida's en staalvinken is alles behalve makkelijk, maar zal een uitdaging vormen voor iedere gevorderde kweker. Een kweek met vallen en opstaan, maar één die zeer veel voldoening zal geven als deze slaagt.

 

* Naam van de eerste auteur die deze vogelsoort een wetenschappelijke naam gaf, en het jaar waarin dat gebeurde.
Is de eerste wetenschappelijke naam nadien gewijzigd, dan staat de auteursnaam en het jaartal tussen haakjes.