Common groundsel or old-man-in-the-Spring

Wetenschappelijk: Senecio vulgaris

The name groundsel is possibly caused by the crosswise standing sheets, but more likely is that it is a corruption of the German name Greis Kraut.
Senecio comes from senex (old man), to soon become visible fruit fluff. Vulgaris means common.

Nederlands: Klein kruiskruid

Deutsch: Gemeines Greiskraut
Français: Séneçon commun

Familie: aster, daisy, composite, or sunflower family, Asteraceae (Compositae)
Genus: Senecio, Groundsel

Almost all seed eating birds eat the seed of groundsel. Sometimes you can pull the plant and put in pot and filled with water in the aviary. After a few days the flowers ready to be eaten. There is but a single plant than cut the flower heads in nature, so the plant can produce more seeds.
Stems and leaves are poisonous, but the taste iz so bitter that no bird there'll eat. If a bird or fowl eat it anyway because they are no longer a green food have had more, then vomiting may result. It can only be dangerous if they get a lot inside.

 

 

Size 7-50 cm
Lifetime: Eenjarig. Therofyt (geen winterknoppen).
Flowering months: almost all year round (I-XII), usually from March to November (III-XI) with a peak from March to July (III-VII)
Roots:  
Stems: The stems are not or few branched and often slightly hairy. No glandular hairs.
Leaves: Leaves are green on top glazend and slightly fleshy, elongated, spring pieces (usually they are cut to half) with elongated toothed lobes. Crimped, mostly bald, and they have a slightly upturned edge. Lower leaves are stem-shaped narrowed toward the bottom, while the upper leaves are not stalked, not amplexicaul.
Flowers: Yellow flowers in loose panicles with a few flower heads; 1 cm long and 4-5mm wide, androgynous (male and female sex organs). Usually no ray flowers. The involucre is high, black mottled (twice as high as wide). Petals have a black top, outer ring has approximately sixteen leaves (between eight and twenty).
Fruit: One-seed achene or nut. Seeds are pressed hairy. Fruit Fluff is white. Seeds are long-lived (over five years). Two seed-lobe.
   
Biotope: Sunny, open places (pioneer) in dry to moist, nutrient-rich, humus-containing, weakly acidic to calcareous soil (all soil types).
Localities: Recast land, coastal dunes (also in elderberry bushes), waterfronts (ditches), debris, clear-felled, public gardens, in the joints of pavement, (highly weathered) ancient walls, berms (clearings), road edges, new dikes, flower beds, vegetable gardens, fields , curbs and landfills.
Spread: Originally from Europe. Today on all continents, in areas with a temperate climate.
General: Native, very common.
Information:  

 

The variety Senecio vulgaris var. hybernicus eight to thirteen, about 0.5 cm long ribbon flowers, you can find the nearest railway property.

 

Return to weeds; seeds, green, fruits and berries for birds

 

 

 

Klein Kruiskruid

Wetenschappelijk: Senecio vulgaris

De naam kruiskruid is misschien ontstaan door de kruisgewijs staande bladen, maar meer waarschijnlijk is dat het een verbastering is van de Duitse naam Greiskraut.

Senecio komt van senex (grijsaard), om het spoedig zichtbaar wordende vruchtpluis. Vulgaris betekent gewoon.

English: common groundsel or old-man-in-the-Spring

Deutsch: Gemeines Greiskraut
Français: Séneçon commun

Familie: Composietenfamilie, Asteraceae (Compositae)
Geslacht: Senecio, Kruiskruid

Bijna alle zaadetende vogels eten het zaad van klein kruiskruid. Soms kun je de plant uittrekken en in en pot, gevuld met water in de volìere zetten. Na enkele dagen zijn dan de bloemen rijp om gegeten te worden. Staat er in de natuur maar een enkele plant dan knip de bloemhoofdjes af, zodat de plant nog meer zaden kan produceren.

Stengels en bladeren zijn giftig, maar de smaak is zo bitter dat geen enkele vogel er van zal eten. Mocht een vogel of hoender het toch eten omdat ze al lang geen groen voer meer hebben gehad, dan zal braken het gevolg zijn. Het kan pas gevaarlijk worden als ze er erg veel van binnen krijgen.

 

Afmeting: 7-50 cm
Levensduur: Eenjarig. Therofyt (geen winterknoppen).
Bloeimaanden: bijna het gehele jaar door (I-XII), meestal van maart tot november (III-XI) met een piek van maart tot juli (III-VII)
Wortels:  
Stengels: De stengels zijn niet of maar weinig vertakt en vaak iets behaard. Geen klierharen.
Bladeren: Bladeren zijn aan de bovenkant glazend groen en iets vlezig, langwerpig, veerdelig (meestal zijn ze tot op de helft ingesneden) met langwerpige getande lobben. Gekroesd, meestal kaal en hebben ze een iets omgerolde rand. Onderste bladeren zijn naar de voet steelvormig versmald, terwijl de bovenste bladeren niet gesteeld zijn, niet stengelomvattend.
Bloemen: Gele bloemen in losse pluimen met enkele bloemhoofdjes; 1 cm lang en 4-5mm breed, Tweeslachtig (mannelijke en vrouwelijke geslachtsorganen). Meestal geen lintbloemen. Het omwindsel is hoog, zwart gevlekt (twee keer zo hoog als breed). Bloemblaadjes hebben een zwarte top, buitenkrans heeft ongeveer zestien blaadjes (tussen de acht en twintig).
Vruchten: Eenzadige dopvrucht of nootje. Zaden zijn aangedrukt behaard. Vruchtpluis is wit. Zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Tweezaadlobbig.
   
Biotoop: Zonnige, open plaatsen (pionier) op droge tot vochtige, voedselrijke, humushoudende, zwak zure tot kalkrijke grond (alle grondsoorten).
Groeiplaatsen: Omgewerkte grond, zeeduinen (o.a. in vlierbosjes), waterkanten (greppels), puin, kapvlakten, plantsoenen, in de voegen van bestrating, (sterk verweerde) oude muren, bermen (open plekken), wegranden, nieuwe dijken, perken, moestuinen, akkers, stoepranden en stortterreinen.
Verspreiding: Oorspronkelijk uit Europa. Tegenwoordig in alle werelddelen, in streken met een gematigd klimaat.
Algemeen: oorsponkelijk inheems, zeer algemeen voorkomend.
Informatie:  

 

De variëteit Senecio vulgaris var. hybernicus heeft acht tot dertien, ongeveer 0,5 cm lange lintbloemen, vind je het meest nabij spoorwegterreinen.

 

Terug naar Onkruiden; zaden, groen, vruchten en bessen voor vogels

 

 

Scarlet Pimpernel (Shepherd´s-Weatherglass, Poor-Man´s-Weatherglass)

Wetenschappelijk: Anagallis arvensis

Pimpernel is a composition of guichel (madness or rage) and salvation (healing), because it was thought that pimpernel mental illness and melancholy could heal.
Anagallis comes from the Greek word anagelao (I laugh), also because of the alleged effect of melancholy could be driven by the use of this plant.
Arvensis means "growing on fields".

Nederlands: (rood of gewoon) Guichelheil

Deutsch: Blauer Gauchheil
Français: Mouron bleu

Family: primrose family, Primulaceae
Genus: Anagallis, Lysimachia

Do not give to the birds, very poisonous plant!

 

Size: 5 - 50 cm.
Lifetime: Yearling. Therofyt (no winter buds).
Flowering months: May, June, July, August, September and October. (V-X)
Roots: Root depth to 20 cm.
Stems: The lying or ascending stems not roots. They are square and bare.
Leaves: Ovate to elongated ovoid, rarely opposite or in whorls of three incumbent leaves without the stem. Black gland dots at the bottom.
Flowers: Red or flesh-colored, sometimes lilac, violet, blue or green colored flowers, androgynous (male and female genitalia, Long-stalked; corolla is as long or longer than the calyx, the edge of the crown lips close scrofulous fringed by more than 30 nodes . the petals 7 mm long and 6 mm wide and cover each other at the edges, a gift or slightly jagged. the sepals have a smooth edge.
Fruit: Fruit box. After flowering curves flower steal it. The seeds are black and long-lived (> 5 years). Two seed-lobe (germinating with two cotyledons).
   
Biotope: Sunny, rarely slightly shaded place to dry to moist, moderately nutrient-rich to nutrient-rich, often calcareous mineral soil (loamy sand, loam, sandy clay, loess, clay, marl and stony places).
Localities: Fields (especially on the stubble), vineyards, vegetable gardens, coastal dunes (including through dune trails), along railways (railway property), ridges, along footpaths, verges (open or recast places), fallow land, chipped ditch sides, sandbanks, under bushes parks and forests (along moist forest trails).
Spread: All over the world in gbeiden with a temperate or warm climate. Scarlet Pimpernel is originally from the Mediterranean area
General: Native, not threatened
Information: TOXIC

 

Specifics:

Guihelheil (Anagalis arvensis) and blue guihelheil (Anagallis coerulea) resembles bird wall by approximately the same growth habit, but the flowers are red, respectively blue.
Both species are highly toxic, but are fortunately not as common as chickweed.
The white flowers of chickweed are open all day, while the red flowers of Scarlet pimpernel (Anagallis arvensis) and the blue flowers of blue pimpernel (Anagallis coerulea) but all are open throughout the morning until about 14:00. In rainy and cloudy weather, the flowers will not open itself.

The plant should not be confused with the blue form (Anagallis arvensis subsp. foemina) of red Pimpernel (Anagallis arvensis subsp. arvensis).

 

Return to weeds; seeds, green, fruits and berries for birds

 

 

 

Blue Pimpernel or Poorman's Weatherglass

Wetenschappelijk: Anagallis coerulea

Pimpernel is a composition of guichel (madness or rage) and salvation (healing), because it was thought that pimpernel mental illness and melancholy could heal.
Anagallis comes from the Greek word anagelao (I laugh), also because of the alleged effect of melancholy could be driven by the use of this plant.
Coerulea means blue.

Nederlands: Blauw Guichelheil

Deutsch: Blauer Gauchheil
Français: Mouron bleu

Family: primrose family, Primulaceae
Genus: Anagallis, Lysimachia

Do not give to the birds, very poisonous plant!

 

Size: 5 - 50 cm.
Lifetime: Yearling. Therofyt (no winter buds).
Flowering months: May, June, July, August, September and October. (V-X)
Roots: Root depth to 20 cm.
Stems: The lying or ascending stems not roots. They are square and bare.
Leaves: Ovate to elongated ovoid, rarely opposite or in whorls of three incumbent leaves without the stem. Black gland dots at the bottom.
Flowers: Blue, sometimes purple or green colored flowers, androgynous (male and female genitalia, crown lips have little or no glandular hairs on the edge. Petals are narrower than those of red Pimpernel (Anagallis arvensis) and cover not bleed together, about 6 mm long and 3.5 mm wide. they are cut at the top and they have four-cell glandular hairs. sepals finely serrated.
Fruit: Fruit box. The seeds are long-lived (> 5 years). Two seed-lobe (germinating with two cotyledons).
   
Biotope: Sunny, warm, open places on moist, calcareous, moderately rich soil (sand and marl).
Localities: Fields (cornfields), recast land, undeveloped land, gardens (gardens) and ruderal places in granaries, flour mills and flour mills.
Spread: All over the world, originally from southern Europe. Quite rare in Central and Southern Europe.
General: very rare, endangered, Red List 2012
Information: TOXIC

 

Specifics:

Guihelheil (Anagalis arvensis) and blue guihelheil (Anagallis coerulea) resembles bird wall by approximately the same growth habit, but the flowers are red, respectively blue.
Both species are highly toxic, but are fortunately not as common as chickweed.
The white flowers of chickweed are open all day, while the red flowers of Scarlet pimpernel (Anagallis arvensis) and the blue flowers of blue pimpernel (Anagallis coerulea) but all are open throughout the morning until about 14:00. In rainy and cloudy weather, the flowers will not open itself.

The plant should not be confused with the blue form (Anagallis arvensis subsp. foemina) of red Pimpernel (Anagallis arvensis subsp. arvensis).

 

Return to weeds; seeds, green, fruits and berries for birds

 

 

 

Blauw guichelheil 

Wetenschappelijk: Anagallis coerulea

guichelheil is een samenstelling van guichel (gekheid of razernij) en heil (helen), omdat men dacht dat guichelheil geestesziekten en melancholie kon genezen.
Anagallis komt van het Griekse woord anagelao (ik lach), eveneens vanwege het vermeende effect dat melancholie door het gebruik van dit plantje kon worden verdreven.
Coerulea betekent blauw.

English: Blue Pimpernel or Poorman's Weatherglass

Deutsch: Blauer Gauchheil
Français: Mouron bleu

Familie: Sleutelbloemfamilie, Primulaceae
Geslacht: Anagallis, Guichelheil

Niet aan de vogels geven, zeer giftige plant!

 

Afmeting: 5 - 50 cm.
Levensduur: Eenjarig. Therofyt (geen winterknoppen).
Bloeimaanden: Mei, juni, juli, augustus, september en oktober. (V-X)
Wortels: Worteldiepte tot 20 cm.
Stengels: De liggende of opstijgende stengels wortelen niet. Ze zijn vierkantig en kaal.
Bladeren: Eirond tot langwerpig eironde, tegenoverstaande of zelden in kransen van 3 zittende bladeren zonder steel. Zwarte klierpuntjes aan de onderkant. 
Bloemen: Blauw, soms paars of groen kleurige bloemen, tweeslachtig (mannelijke en vrouwelijke geslachtsorganen, kroonslippen hebben weinig of geen klierharen aan de rand. Kroonbladen zijn smaller dan die van rood guichelheil (Anagallis arvensis) en bedekken elkaar niet aan de randen, ongeveer 6 mm lang en 3,5 mm breed. Aan de top zijn ze gezaagd en hebben ze viercellige klierharen. De kelkbladen zijn fijn gezaagd.
Vruchten: Doosvrucht. De zaden zijn langlevend (> 5 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
   
Biotoop: Zonnige, warme, open plaatsen op vochtige, kalkrijke, matig voedselrijke grond (zand en mergel).
Groeiplaatsen: Akkers (graanakkers), omgewerkte grond, braakliggende grond, tuinen (moestuinen) en ruderale plaatsen bij graanpakhuizen, korenmolens en meelfabrieken.
Verspreiding: Over de gehele wereld, oorspronkelijk uit Zuid-Europa. Vrij zeldzaam in Midden- en Zuid-Europa.
Algemeen: zeer zeldzaam, bedreigd, Rode lijst 2012
Informatie: GIFTIG

 

Bijzonderheden:

Guichelheil (Anagallis arvensis) en blauw guihelheil (Anagallis coerulea) lijkt veel op vogelmuur (Stellaria media), Duinvogelmuur (Stellaria pallida) of Heggevogelmuur (Stellaria neglecta)door ongeveer dezelfde groeiwijze, maar de bloemetjes van de vogelmuur-soorten zijn wit en niet giftig. 

De witte bloempjes van de vogelmuur soorten staan de gehele dag open, terwijl de rode bloempjes van guichelheil (Anagallis arvensis) en de blauwe bloempjes van blauw guichelheil (Anagallis coerulea) allen maar open zijn gedurende de ochtend tot ongeveer 14.00 uur. Bij regenachtig en bewolkt weer gaan de bloempjes zelf niet open.

De plant moet niet verward worden met de blauwe vorm (Anagallis arvensis subsp. foemina) van rood guichelheil (Anagallis arvensis subsp. arvensis).

 

Terug naar Onkruiden; zaden, groen, vruchten en bessen voor vogels

 

 

Onkruiden; zaden, groen, vruchten en bessen voor vogels

Weeds; seeds, green, fruits and berries for birds

rood / red        = giftig / toxic

groen / green = beschrijving en foto's / Description en pictures

 

Nederlands Wetenschappelijk Engels maanden
       
vogelmuur Stellaria media common chickweed  I - XII
klein hoefblad Tussilago farfara coltsfoot II - IV
klein kruiskruid Senecio vulgaris common groundsel or old-man-in-the-Spring III - XI
madeliefje Bellis perennis English Daisy III - XI 
herderstasje Capsella bursa pastoris shepherd's purse III - XII
kleine veldkers Cardamine hirsuta hairy bittercress IV - VIII
raapzaad Brassica campestris field mustard V - VIII
       
rood of gewoon guichelheil Anagallis arvensis Scarlet pimpernel  V - X
blauwe guichelheil     Anagallis coerulea Blue pimpernel or poorman's weatherglass                       V - X
bernagie Borago officinalis Borage V - IX 
       
duizendblad  Achillea millefolium Yarouw, Milfoil VI - X 
spiesmelde Atriplex hastata Spear-leaved-orache VI - XI 
kromhals Anchusa (Lycopsis) arvensis small bugloss and annual bugloss  
gewone ossentong Anchusa officinalis common bugloss or alkanet  
kleine klis Arctium minus Lasser burdock  VII - XII
bijvoet Artemissia vulgaris Mugwort VII - XI 
ruwe berk Betula pendula Silver birch VII - X 
adderwortel Bistorta officinalis (Persicaria bistorta) (European) bistort, snakeroot, snake-root, snakeweed and Easter-ledges  
zachte dravik Bromus mollis soft brome, bull grass, soft cheat, and soft chess VII - X
knikkende distel Carduus nutans musk thistle, nodding thistle, and nodding plumeless thistle VI - VIII
korenbloem Centaurea cyanus cornflower VI - IX
knoopkruid Centaurea jacea (pratensis) brown - or brownray knapweed VI - X
melganzevoet Chenopodium album lamb's quarters, melde, goosefoot or fat-hen VII - XI
wilde cichorei of wegenwachter Cichorum intybus common chicory VII - IX
akkerdistel Cirsium arvense creeping thistle VI - IX
moesdistel Cirsium oleraceum cabbage thistle or Siberian thistle VII - X
kale jonker Cirsium palustre marsh thistle or European swamp thistle VI - IX
speerdistel Cirsium vulgare spear thistle, bull thistle, or common thistle VII - X
cotoneaster of dwergmispel Cotoneaster tomentosa cotoneaster bush or shrub VIII - XI
groot streepzaad Crepis biennis rough hawksbeard  
klein streepzaad Crepis cappillaris smooth hawk's-beard VII - X
paardebloemstreepzaad Crepis vesicaria subsp. taraxacifolia beaked hawk's-beard  
wilde kaardebol Dipsacus sylvestris wild teasel or fuller's teasel VII - XI
(Europese) hanenpoot  Echhinochloa crus-galli cockspur(grass), barnyard millet, Japanese millet, water grass, (common) barnyard grass VII - X
slangenkruid Echirum vulgare (common) viper's bugloss V - IX
(knikkend) wilgenroosje Epilobium angustifolium rosebay willowherb (UK), fireweed (North America), great willowherb (parts of Canada) VI - IX
blauwe zeedistel Eryngium maritimum sea holly or seaside eryngo VI - IX
steenraket Erysimum cheiranthoides treacle-mustard or wormseed wallflower V - IX
zwaluwtong Fallopia (Polygonum) convolvulus black-bindweed or wild buckwheat VII - IX
moerasspirea Filipendula ulmaria meadowsweet or mead wort VI - X
bosaardbei Fragaria vesca wild strawberry, woodland strawberry, Alpine strawberry, European strawberry, or fraise des bois V - VI
Robertskruid Geranium robertianum Herb-Robert, Red Robin, Death come quickly, Storksbill, Dove's Foot V - X
hennepnetel Galeopsis tetrahit common hemp-nettle or brittlestem hempnettle VI - X
reuzenbereklauw Heracleum mantegazzianum giant hogweed, cartwheel-flower, giant cow parsnip, hogsbane or giant cow parsley VI - VIII
(gewoon) bereklauw Heracleum sphondylium hogweed, common hogweed or cow parsnip VI - XI
schermhavikskruid Hieracum umbellatum hawkweed, narrowleaf hawkweed, or northern hawkweed VII - X
duindoorn Hippophae rhamnoides common sea buckthorn VIII - XI
(gestreepte) witbol of wollig zorggras Holcus lanatus Yorkshire fog, tufted grass, and meadow soft grass. North America: velvet grass and common velvet grass V - X
gladde witbol of zachte witbol Holcus mollis creeping soft grass or creeping velvet grass VI-VIII 
kruipertje of muizengerst Hordeum murinum wall barley or false barley VI - X
glad biggenkruid Hypochaeris glabra smooth cat's ear  
(gewoon) biggenkruid Hypochaeris radicata catsear, flatweed, cat's-ear, hairy cat's ear or false dandelion VI - X
greppelrus Juncus bufonius toad rush VI - X
pitrus Juncus effusus common rush or soft rush VI - IX
tuinsla of ijsbergsla Lactuca sativa Lettuce V - X
kompassla of wilde sla Lactuca serriola prickly lettuce, compass plant,and scarole VII - X
akkerkool Lapsana communis common nipplewort VI - IX
lariks Larix decidua larche winter
margriet Leucanthenum chrysanthemum Leucanthemum V - VIII
Engels raaigras Lolium perenne perennial rye-grass, English ryegrass or winter ryegrass V - X
gele of akker honingklaver Melilotus officinalis yellow sweet clover, yellow melilot, ribbed melilot and common melilot VII - X
muursla Mycelis muralis wall lettuce VI - IX
akker vergeet-mij-nietje Myosotis arvensis field forget-me-not V - XI
veelkleurig vergeet-mij-nietje Myosotis discolor changing forget-me-not V - VI
zomp vergeet-mij-nietje Myosotis laxa subsp. cespitosa   V - IX
ruw vergeet-mij-nietje Myosotis ramosissima early forget-me-not IV - VI
moeras vergeet-mij-nietje Myosotis scorpioides subsp. scorpioides water forget-me-not or true forget-me-not, scorpion grass V - IX
weide vergeet-mij-nietje Myosotis scorpioides subsp. nemorosa    
stijf vergeet-mij-nietje Myosotis stricta strict forget-me-not, Eurasian Forget-me-notand blue scorpion grass V - VI
bos vergeet-mij-nietje Myosotis sylvatica wood forget-me-not or woodland forget-me-not IV - VIII
teunisbloem Oenothera biennis evening primrose, suncups, and sundrops VII - XII
wegdistel Onopordum acanthium cotton thistle, Scotch thistle VII - XI
ruige klaproos Papaver argemone prickly poppy, long pricklyhead poppy and pale poppy V - VII
bleke klaproos Papaver dubium long-headed poppy and blindeyes V - VIII
bastaardklaproos Papaver hybridum rough poppy  
(grote of gewone) klaproos Papaver rhoeas common poppy, corn poppy, corn rose, field poppy, Flanders poppy or red poppy VI - X
slaapbol of bolpapaver Papaver somniferum opium poppy  
(overblijvende) ossentong Pentaglottis sempervirens green alkanet, evergreen bugloss or alkanet IV - X
smalle weegbree Plantago lanceolata English plantain, narrowleaf plantain, ribwort plantain, ribleaf and lamb's tongue V - XI
grote weegbree Plantago major broadleaf plantain, white man's foot, or greater plantain V - X
       
straatgras Poa annua annual meadow grass I - XII
varkensgras Polygonum aviculare common knotgrass,prostrate knotweed, birdweed, pigweed or lowgrass VII - XI
veenwortel Persicaria amphibia(Polygonum amphibium) longroot smartweed, water knotweed, water smartweed, and amphibious bistort  
waterpeper Persicaria (Polygonum) hydropiper water-pepper or marshpepper knotweed  
(beklierde) duizendknoop Persicaria (Polygonum) lapathifolium pale persicaria,pale smartweed, curlytop knotweed, and willow weed VII - XI
kleine duizendknoop Persicaria minor (Polygonum minus)    
perzikkruid Persicaria (Polygonum) persicaria lady's thumb, spotted lady's thumb, Jesusplant or redshank VI - XI
fijnspar Picea abies Norway spruce winter
grove den Pinus sylvestris Scots pine winter
(Amerikaanse) vogelkers of bospest Prunus padus black cherry, wild black cherry, rum cherry, or mountain black cherry VIII - IX
vuurdoorn Pyracantha coceinea firethorn or pyracantha VII - XI
hondsroos; rozenbottel Rosa canina dog-rose; rose hip, also known as rose haw or rose hep VIII - X
rimpelroos; rozenbottel Rosa rugosa rugosa rose, beach rose, Japanese rose, or Ramanas rose; rose hip, also known as rose haw or rose hep VIII - XI
braambes Rubus fruticosus blackberry VII - IX
framboos Rubus ideaus raspberry VI - VIII
veldzuring Rumex acetosa sorrel, common sorrel or garden sorrel, spinach dock and narrow-leaved dock VI - XI
(kortarige) zeekraal Salicornia europaea (common) glasswort VII - X
(gewone) vlier Sambucus nigra elder, elderberry, black elder, European elder, European elderberry and European black elderberry VIII - IX
(grote) schorseneer Scorzonera hispanica black salsify, Spanish salsify, black oyster plant, serpent root, viper's herb, viper's grass or simply scorzonera V - X
Jacobs kruiskruid Senecio jacobaea ragwort, common ragwort, stinking willie, tansy ragwort, benweed VI - XI
kleverig kruiskruis Senecio viscosus sticky ragwort,sticky groundsel or stinking groundsel VI -XI
herik Sinapsis arvensis charlock mustard, field mustard, wild mustard or charlock VII - IX
Mariadistel Silybum (Carduus) marianum

cardus marianus, blessed milkthistle,Marian -, Mary -, or Saint Mary's thistle,

Mediterranean milk thistle or variegated thistle

VI - XI
(gewone) raket Sisymbrium officinale hedge mustard V - IX
(echte) guldenroede Solidago virgaurea goldenrods VII - IX
akker melkdistel Sonchus arvensis field milk thistle, field-, swine-, tree- or corn sowthistle, dindle, gutweed VI - IX
melkdistel Sonchus oleraceus common, smooth- or annual sowthistle, hare's colwort / thistle or swinies VI - XI 
lijsterbes Sorbus aucuparia European rowan (UK), or mountain-ash (also North America) VII - XI
spurrie Spergula arvensis corn spurry VI-X
boerenwormkruid Tanacetum vulgare common tansy,bitter buttons, cow bitter, or golden buttons VII - XI
paardebloem Taraxacum officinale common dandelion IV - VI +
witte krodde of boerenkers Thlaspi arvense field pennycress V - X
gele morgenster Tragopodon pratensis Jack-go-to-bed-at-noon, meadow salsify, showy or meadow goat's-beard V - VII
rode klaver Trifolium pratense red clover V - IX
brandnetel Urtica dioica common nettle, stinging nettle or nettle leaf VI - X
kleine brandnetel Urtica urens annual nettle, dwarf nettle, small nettle, dog nettle or burning nettle VI - X
zwarte els Alnus glutinosa Alder  winter
blauwe bosbes Vaccinium myrtillus bilberry, whortleberry or European blueberry VII - VIII
rode bosbes of vossebes Vaccinium vitis-adaea lingonberry, partridgeberry, or cowberry VII - VIII
koningskaars Verbascum thapsus great mullein or common mullein VII - X
zwarte toorts Verbascum nigrum black mullein or dark mullein VI - X
gewone of gamander ereprijs Veronica chamaedrys germander speedwell, bird's-eye speedwell IV - XI
vogelwikke Vicia cracca tufted vetch, cow vetch, bird vetch, blue vetch, boreal vetch V - IX
driekleurig viooltje Viola tricolor Johnny Jump up, heartsease, heart's ease, heart's delight, tickle-my-fancy, Jack-jump-up-and-kiss-me, come-and-cuddle-me, three faces in a hood, or love-in-idleness, pansy (North America) IV - X

 

 

Rood guichelheil of Gewoon guichelheil

Wetenschappelijk: Anagallis arvensis

guichelheil is een samenstelling van guichel (gekheid of razernij) en heil (helen), omdat men dacht dat guichelheil geestesziekten en melancholie kon genezen.

Anagallis komt van het Griekse woord anagelao (ik lach), eveneens vanwege het vermeende effect dat melancholie door het gebruik van dit plantje kon worden verdreven.

Arvensis betekent " op akkers groeiend" .

English: Scarlet Pimpernel (Shepherd´s-Weatherglass, Poor-Man´s-Weatherglass)

Deutsch: Acker-Gauchheil
Français: Mouron rouge

Familie: Sleutelbloemfamilie, Primulaceae
Geslacht: Anagallis, Guichelheil

Niet aan de vogels geven, zeer giftige plant!

 

Afmeting: 5 - 50 cm.
Levensduur: Eenjarig. Therofyt (geen winterknoppen).
Bloeimaanden: Mei, juni, juli, augustus, september en oktober. (V-X)
Wortels: Worteldiepte tot 20 cm.
Stengels: De liggende of opstijgende stengels wortelen niet. Ze zijn vierkantig en kaal.
Bladeren: Eirond tot langwerpig eironde, tegenoverstaande of zelden in kransen van 3 zittende bladeren zonder steel. Zwarte klierpuntjes aan de onderkant. 
Bloemen: Rode of vleeskleurig, soms lila, paars, blauw of groen kleurige bloemen, tweeslachtig (mannelijke en vrouwelijke geslachtsorganen, Lang gesteeld; bloemkroon is even lang of iets langer dan de kelk, de rand van de kroonslippen is dicht klierachtig gewimperd met meer dan 30 klieren. De kroonbladen zijn 7mm lang en 6 mm breed en bedekken elkaar aan de randen, een gave of zwak gekarteld. De kelkbladen hebben een gave rand.
Vruchten: Doosvrucht. Na de bloei krommen de bloemstelen zich. De zaden zijn zwart en langlevend (> 5 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
   
Biotoop: Zonnige, zelden licht beschaduwde plaatsen op droge tot vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke, vaak kalkhoudende, minerale grond (lemig zand, leem, zavel, löss, klei, mergel en stenige plaatsen).
Groeiplaatsen: Akkers (vooral op het stoppelveld), wijngaarden, moestuinen, zeeduinen (o.a. langs duinpaden), langs spoorwegen (spoorwegterreinen), stroomruggen, langs voetpaden, bermen (open of omgewerkte plaatsen), braakliggende grond, afgestoken greppelkanten, drooggevallen zandplaten, onder struiken in plantsoenen en bossen (langs vochtige bospaden).
Verspreiding: Over de gehele wereld in gbeiden met een gematigd of warm klimaat. Rood guichelheil komt oorspronkelijk uit het Middellandse-Zeegebied..
Algemeen: oorsponkelijk inheems, niet bedreigd
Informatie: GIFTIG

 

Bijzonderheden:

Guichelheil (Anagallis arvensis) en blauw guichelheil (Anagallis coerulea) lijkt veel op vogelmuur (Stellaria media), Duinvogelmuur (Stellaria pallida) of Heggevogelmuur (Stellaria neglecta)door ongeveer dezelfde groeiwijze, maar de bloemetjes van de vogelmuur-soorten zijn wit en niet giftig. 

De witte bloempjes van de vogelmuur soorten staan de gehele dag open, terwijl de rode bloempjes van guichelheil (Anagallis arvensis) en de blauwe bloempjes van blauw guichelheil (Anagallis coerulea) allen maar open zijn gedurende de ochtend tot ongeveer 14.00 uur. Bij regenachtig en bewolkt weer gaan de bloempjes zelf niet open.

Blauw guichelheil (Anagallis coerulea) moet niet verward worden met de blauwe vorm (Anagallis arvensis subsp. foemina) van rood guichelheil (Anagallis arvensis subsp. arvensis).

 

Terug naar Onkruiden; zaden, groen, vruchten en bessen voor vogels

 

 

Common Chickweed or Nodding Chickweed

Wetenschappelijk: Stellaria media

Stellaria comes from the Latin stella (star), which refers to the five two-part petals, which stand as an asterisk. Media means "middle".

Nederlands: Vogelmuur

Deutsch: Vogelmiere
Français: Mouron des oiseaux

Family: pink family or carnation family, Caryophyllaceae
Genus: Stellaria, Chickweed

Chickweed is an excellent plant food (green fodder and oilseed) for birds. Leaf and seeds are popular as bird food.
Almost all seed eating birds eat the seeds of chickweed, but also the leaves and stems are eaten.

 

Size: 10 - 40 cm.
Lifetime: Yearling, rarely lasting. Therofyt (no winter buds).
flowering months: the whole year (I-XII), peak from March to May (III-V)
Roots: Chickweed has one root system, sometimes causing adventitious roots. Root depth to 10 cm.
Stems: On the ground, a cylindrical stems with, among the nodes 1 row of hair. Chickweed grows placards.
Leaves: Ovate to elliptic pointed evergreen leaves, more than 7 mm, with a long handle, only the top leaves have no stem.
Flowers: White flowers 0.8-1 cm grroot, androgynous (male and female genitalia), petals are deeply 2-piece and almost as long as the sepals: 3 to 5 mm (sometimes the petals missing). There are three styles and usually three (sometimes more) stamens. Flower steal sticky beklierd.
Fruit: Fruit box with 0.8 to 1.4 mm large seeds, usually dark brown. Steal fruit are ceding or beaten back. Seeds are long-lived (> 5 years) and dicotyledonous (germinating with two cotyledons).
   
Biotope: Sunny to lightly shaded, open places on dry to moist, nutrient-rich, especially nitrogen-rich, often fertilized and recast ground.
Localities: Fields, gardens, vineyards, fallow land, water edges (ditches), in gutters, between paving stones at houses, ruderal places, hedgerows, orchards, gardens, pastures (only torn meadow and fertilized or piece driven pasture) and shoulders (eg. Open spaces along contaminated locks).
Spread: Around the world in temperate regions. Lacking in large parts of the polar regions and desert areas.
General: Native, not threatened
Information: Occasionally you see plants with black mottled leaves.

 

There are in Benelux two closely related species for which chickweed resembles:

  • Sea-chickweed (Stellaria pallida) grows mainly in spring and looks pale green. He makes a few 'sprayed' impression. The petals are often absent. The name Sea-chickweed based on the idea that the species occurs mainly in the dunes. But further investigation revealed that he also found in the interior, and on that has been overlooked.
  • Hedge chickweed (Stellaria neglecta) is more robust than chickweed, has larger petals, ten stamens and the largest seeds. The species is uniform.

Specifics:

Guihelheil (Anagalis arvensis) and blue guihelheil (Anagallis coerulea) resembles bird wall by approximately the same growth habit, but the flowers are red, respectively blue.

Both species are highly toxic, but are fortunately not as common as chickweed.

The white flowers of chickweed are open all day, while the red flowers of Scarlet pimpernel (Anagallis arvensis) and the blue flowers of blue pimpernel (Anagallis coerulea) but all are open throughout the morning until about 14:00. In rainy and cloudy weather, the flowers will not open itself.

 

Return to weeds; seeds, green, fruits and berries for birds

Vogelmuur

Wetenschappelijk: Stellaria media

Stellaria komt van het Latijnse stella (ster), hetgeen slaat op de 5 tweedelige kroonbladen, die als een sterretje uitstaan. Media betekent " middelste" .

English: Common Chickweed (Nodding Chickweed)

Deutsch: Vogelmiere
Français: Mouron des oiseaux

Familie: Anjerfamilie, Caryophyllaceae
Geslacht: Stellaria, Sterrenmuur

Vogelmuur is een prima voedselplant (groenvoer en oliehoudend zaad) voor vogels. Blad en zaad zijn gewild als vogelvoer. 

Bijna alle zaadetende vogels eten het zaad van vogelmuur, maar ook de bladeren en de stengels worden verorberd.

 

Afmeting: 10 - 40 cm.
Levensduur: Eenjarig, zelden overblijvend. Therofyt (geen winterknoppen).
Bloeimaanden: het gehele jaar door (I-XII), piek van maart tot mei (III-V)
Wortels: Vogelmuur heeft één wortelstelsel, soms ontstaan bijwortels. Worteldiepte tot 10 cm.
Stengels: Op de grond liggende ronde stengels met onder de knopen 1 rij haren. Vogelmuur groeit in plakkaten.
Bladeren: Eirond tot elliptisch spitse wintergroene blaadjes, langer dan 7 mm, met een lange steel, alleen de bovenste blaadjes hebben geen steel.
Bloemen: Witte bloemen van 0,8-1 cm grroot, tweeslachtig (mannelijke en vrouwelijke geslachtsorganen), kroonbladen zijn diep 2-delig en bijna even lang dan de kelkbladen: 3 tot 5 mm (soms ontbreken de kroonbladen). Er zijn 3 stijlen en meestal 3 (soms meer) meeldraden. De bloemstelen zijn kleverig beklierd.
Vruchten: Doosvrucht met 0,8 tot 1,4 mm grote zaden, meestal donker roodbruin. Vruchtstelen zijn afstaand of teruggeslagen. Zaden zijn langlevend (> 5 jaar) en tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
   
Biotoop: Zonnige tot licht beschaduwde, open plaatsen op droge tot vochtige, voedselrijke, met name stikstofrijke, vaak bemeste en omgewerkte grond.
Groeiplaatsen: Akkers, tuinen, wijngaarden, braakliggende grond, waterkanten (slootkanten), in goten, tussen straatstenen tegen huizen, ruderale plaatsen, heggen, boomgaarden, plantsoenen, grasland (pas gescheurd weiland en overbemest of stukgereden weiland) en bermen (bijv. open plaatsen langs verontreinigde sloten).
Verspreiding: Over de gehele wereld in gematigde streken. Ontbreekt in grote delen van de poolstreken en in woestijngebieden.
Algemeen: oorsponkelijk inheems, niet bedreigd
Informatie: Af en toe zie je planten met zwart gevlekte bladeren.

 

Er komen in de Benelux twee nauw verwante soorten voor waar vogelmuur veel op lijkt:

  • Duinvogelmuur (Stellaria pallida) groeit voornamelijk in het voorjaar en ziet er bleekgroen uit. Hij maakt een wat 'bespoten' indruk. De kroonbladen zijn vaak afwezig. De naam duinvogelmuur berust op de gedachte dat deze soort voornamelijk in de duinen voorkomt. Maar uit nader onderzoek is gebleken dat hij ook in het binnenland te vinden is en daar over het hoofd is gezien.
  • Heggevogelmuur (Stellaria neglecta) is forser dan vogelmuur, heeft grotere kroonbladen, tien meeldraden en de grootste zaden. De soort is eenvormig.

Bijzonderheden:

Guichelheil (Anagallis arvensis) en blauw guihelheil (Anagallis coerulea) lijkt veel op vogelmuur door ongeveer dezelfde groeiwijze, maar de bloemetjes zijn rood, respectievelijk blauw. Beide soorten zijn erg giftig, maar komen gelukkig niet zo vaak voor als vogelmuur.

De witte bloempjes van Vogelmuur staan de gehele dag open, terwijl de rode bloempjes van guichelheil (Anagallis arvensis) en de blauwe bloempjes van blauw guichelheil (Anagallis coerulea) allen maar open zijn gedurende de ochtend tot ongeveer 14.00 uur. Bij regenachtig en bewolkt weer gaan de bloempjes zelf niet open.

 

Terug naar Onkruiden; zaden, groen, vruchten en bessen voor vogels

 

 

Franciscanerwever (Euplectes franciscanus) 2008 - 2011

Tekst en Foto's: Nora en Herm Nelissen 

Het verschil in koppel- en/of koloniekweek

2008

Bij de eerste WvP (werkgroep voor Ploceidae = wevers, wida’s en mussen) bijeenkomst op 30 juli 2008 waren we meteen verkocht. Deze wever had zo’n prachtige oranjerode kleur en we kochten bij een lid een mooie Franciscanerweverman en bij een ander lid een Franciscanerweverpop, wat later een Zwartbuikweverpop (Euplectes nigroventris) bleek. 

Trots thuisgekomen met onze nieuwe aanwinst laten we ze in een volière los. (220x190x180cm) Hier verblijven ze samen met een koppel Napoleonwevers (Euplectes afer afer). Al snel hebben de Napoleonwevers een nest met 3 eitjes. Een week later heeft ook de Franciscanerweverman het nest klaar. Hij gebruikt bruine kokosvezel, hooi, vers gras en riet (miscanthus), wat door ons in de volière is geplaatst.

 

Het vrouwtje inspecteert het nest en al snel ligt er een klein blauw eitje in. We meten het ei (van de zwartbuikweverpop) met een schuifmaat: 15,5 x 13,0 mm. Het popje vliegt iedere keer van nest af als we in de buurt komen en begint zich dan snel te poetsen. Dit verschijnsel komt bij meerdere weversoorten voor. De Franciscanerweverman is ontzettend fel en verdedigd zijn nest zo erg dat de Napoleonweverman het met de dood moet bekopen. Omdat de eitjes van de Napoleonwever onbevrucht zijn, vangen we snel het popje eruit en zetten we het in in een andere volière bij het andere Napoleonwever koppel.Na 2 weken is het Franciscanerwevernest verlaten en ontdekken we dat het ei onbevrucht is.

Gelukkig, want anders hadden we een hybride gekweekt (Franciscanerwever x Zwartbuikwever) wat niet onze bedoeling is.

 

Poppen determineren is best lastig en er is weinig informatie over. We zijn blij dat we samen met de WvP alle gegevens hierover verzamelen.

 

De man begint zijn prachtkleed te verliezen en we beseffen dat het broedseizoen voor dit ‘koppel’ is afgelopen.

 

Om zijn felheid een beetje te temperen zijn we op zoek gegaan naar een extra pop. Gemakkelijker gezegd dan gedaan, maar na lang zoeken heeft een nieuw lid van de WvP, een groep vogels gekocht, waaronder een Franciscanerweverpop. Zelf kan ze hier niets mee en ze bied haar ter overname aan. We reageren snel en op 30-03-2009 kunnen we haar gaan halen. Thuisgekomen wordt ze even apart gezet omdat het te donker is om haar te laten wennen aan de nieuwe omgeving.

 

Voeding: 

Wij voeren een gemengd zadenmengsel aan al onze vogels, bestaande uit: 1750 g wildzangzaad, 1750 g exoten, 500 g sijsjes extra, 100 g haagbekzaad, 300 g grote parkietenzaad met zonnebloempitten, 225 g graszaad (verschillende soorten door elkaar), 150 g negerzaad, 50 g mariadistel, ter voorkoming van coccidiose, atoxoplasmose, 50 g paddy (ongepelde rijst), 50 g dari/milo (rood en wit gemengd), 25 g aleppo (dennensoort), ter voorkoming van schimmelinfecties, 25 g gepelde zonnepitten en 25 g gebroken haver.

Ook voeren we een ei/krachtvoer mengsel aan al onze vogels, bestaande uit: 250 g Insectzachtvoer, 250 g Insectpaté premium (50% insecten), 265 g eivoer, 100 g opfokvoer  (kuikens en kwartels), 50 g gemalen lijsterbessen, 20 g stuifmeelpoeder, 5 g insectpoeder, 5 g Gistocal, 20 g grit, 10 g spirulina en 25 g gemalen gemengd zadenmengsel (zie boven)

Voordat dit aan de vogels gegeven word, word het te voeren gedeelte gemengd met ontdooide pinky’s en buffalowormen, vitamines en soms honing (afwisseling)

Ook krijgen ze grit, maagkiezel, sepia, onkruidzaden (gekocht of zelf uit de natuur gehaald), levende buffalowormen en levende meelwormen aangeboden.

De volière is aanbeplant met snelgroeidende klimop, snelgroeiende coniveer en buxus. Ieder voorjaar word er riet en bamboe (stengels) in geplaatst.

Mais word in bloempotten gepoot en dit word gebruikt als vers nestmateriaal, als aanvulling op cocos (bruin en wit), wit nestmateriaal, haar en tabakstengels.
De planten worden als het nodig is bewatert. Iedere dag vers drink- en badwater.

 

2009

Op zaterdag 4 april plaatsen we de Franciscanerweverman en zijn twee poppen zonder andere vogels in de kleinste volière (nummer 3; 150x70x180cm) Dit is wel vroeg in het seizoen, maar het schijnt ze goed te bevallen. Omdat de nieuwe pop groter is dan de pop die we als eerste hadden gekocht, bieden we de eerste kleine pop ter determinatie bij de WvP aan. We komen erachter dat we in het bezit zijn van een Zwartbuikweverpop (Euplectes nigroventris) en verkopen haar aan een andere kweker, die met deze soort kweekt.

Op dat moment hebben we maar één koppel en Euplectus wevers broeden in kolonie.


De Franciscanerweverman bouwt al een nest in zijn winterkleed. Als het nieuwe popje haar eerste twee blauwe eitjes erin legt, is de man nog steeds niet op kleur. Ze bekleed de binnenkant en bouwt het nest verder af. Op een gegeven moment kunnen we de eitjes ook niet meer zien liggen door de kokosvezel. We verwachten ook dat de eitjes daarom onbevrucht zullen zijn, wat later ook blijkt. Ook deze eitjes meten we met een schuifmaat: 16,8 mm x 12,5 mm. 

De man breekt het nest af en bouwt daarna weer een nieuw op dezelfde plaats. Weer liggen er twee blauwe eitjes in, die weer onbevrucht zijn, en het nest wordt weer afgebroken. Na onze vakantie liggen er opnieuw twee blauwe eitjes in weer een nieuw nest. Ze weten niet van ophouden, maar de pop broedt niet en de man breekt het nest opnieuw af. De eitjes vallen stuk op de grond. Onze moed zakt ons in onze schoenen met steeds onbevruchte eitjes. De vogels willen wel, maar het lukt niet. We laten ze al de gehele tijd veel met rust wat ook niet echt helpt. 

 

Maar, met de wekelijkse onderhoudsbeurt ontdekt Herm tussen de klimop op ongeveer 50 cm van de grond een nieuw nest met al twee eitjes erin. De opening zit aan de achterkant en je kunt er net met een spiegel in kijken. Het lijkt erop alsof de Franciscanerwevers ons voor de gek willen houden met dit andere nest. We laten ze maar met rust.
Als we op een dag thuis komen staat de deur van de kleine volière open en de Franciscanerwevers zitten doodleuk in de andere volière tussen de andere vogels. Snel voelt Herm in het nestje, pluisjes, jongen?. De wevers worden snel gevangen en teruggeplaatst in hun volière. Hopelijk blijven de jongen leven er gebeurt er verder niets vreemds.
Veel pinky’s worden er momenteel gegeten, de meelwormen blijven als laatste over.

 

Na een week durven we het aan voorzichtig in het nest te kijken en maken meteen een foto. Helaas is deze wazig door de rare manier van het maken van deze foto. We moeten namelijk om het hoekje knippen want de opening zit aan de achterkant, maar we kunnen de twee jongen zien. Ze liggen met hun achterwerk naar de opening. Weer een week verder zien we alleen het staartje wat ook de opening van het nest steekt. Vreemd dat ze niet met hun bekje naar de opening zitten, lijkt ons gemakkelijker met voeren. Op woensdag, 12 augustus 2009 is onze eerste gekweekte Franciscanerwever uitgevlogen. Hij/zij vliegt nog onbeholpen en gaat op de klimopbladeren zitten. Deze bladeren zijn glad en hebben geen houvast, daarom lijkt het dat hij/zij een raar pootje heeft, maar dit is een normaal pootje.

 

Tegen de avond is het tweede jong ook uitgevlogen en ringt Herm de jongen, één jong kan 2,9 mm om en het andere jong heeft een dikkere ‘enkel’ en krijgt daarom 3,2 mm om. (de laatste lijkt me daarom een man, hij is breder, iets groter dan het ander jong). Ze groeien goed, maar zijn wel banger aangelegd dan hun ouders. Ze zullen nog wel aan ons moeten wennen. Ze vliegen met de dag beter en zitten vaak verstopt in de klimop. De man breekt het nest, waar de jongen in gelegen hebben weer af.

Zal hij dit seizoen nog een nest bouwen. Zullen ze nog één keer jongen krijgen? Onze hoop is weer gegroeid met dit fantastische resultaat.

 

van links naar rechts; moeder-pop, vader-man en (vermoedelijk mannelijk) uitgevlogen jong.

In de klimop achter mam zit het tweede (vermoedelijk vrouwelijk) jong.

 

2010

De winter van 2009/2010 is erg koud. De Franciscanerweverman valt net in de rui als het vriest en ligt de volgende dag dood op de grond. Hadden we net een koppel wat jongen grootgebracht heeft, zijn we weer terug bij af. Weer op zoek naar een nieuwe man. Gelukkig heeft weer een ander lid van de WvP voor ons een nieuwe man en nog een extra pop. We willen starten in het seizoen 2010 met een trio (1,2,2). we laten de twee jonge vogels erbij zitten. Maar het pakt anders uit; het ander lid heeft opeens 6 Franciscanerwevers, waaronder de 2 gereserveerde voor ons. De andere krijgen we in bruikleen, omdat hij er tijdelijk geen plaats voor heeft. Helaas overleeft één wever de verhuizing niet en ligt 3 dagen later dood. We starten het broedseizoen 2010 met een kolonie van 1,3,6 Franciscanerwevers.

 

Tussen de jonge vogels zijn twee mannen, die geregeld krassend zingen en daarbij van onder naar boven bewegen. Het lijkt op dansen!

 

De oudere man bouwt ontzettend veel nesten in de klimop, sommige breekt hij weer af (na de afkeur van een pop) en bouwt weer nieuwe. Iedere zaterdag controleren we op nieuwe nesten, eitjes e.d. Soms zijn twee poppen bijna tegelijk aan het broeden of ze volgen elkaar op. De 2 jonge mannen oefenen het bouwen van nesten in het lampepoetsergras (pennisetum) en tussen de bamboestengels, maar deze nesten lijken nergens op en worden ook niet afgebouwd. Wel blijft de oudere man achter de twee jongere mannen aanjagen, vooral toen ze een klein beetje op kleur kwamen. Jonge mannen kun je sneller door hun ‘gezang’ en ‘gedans’ herkennen dan aan de kleur. De kleur bevestigd daarna alleen al je vermoeden. Omdat de oudere man achter de jonge mannen aanjaagt, hebben de broedende en voerende poppen wat meer rust. De man voert de jongen niet mee; hij heeft tijd nodig om te baltsen, nieuwe popjes verleiden en bevruchten en andere mannen wegjagen, die in zijn territorium komen.

 

In de loop van het seizoen vinden we eitjes, dan weer jongen, weer nieuwe nesten, weer eitjes, etc. De jongen worden geringd, zodra ze 5 tot 6 dagen oud zijn. Het is iedere keer weer een zoektocht naar nieuwe nesten, eitjes en jongen in de klimop. Ze zijn aan ons gewend en laten gelukkig alles toe. De jongen worden ook niet na het ringen uit het nest gegooid. 

 

De twee jonge Franciscanerwevers van 2009 zijn duidelijk twee poppen. Ze brengen op het laatst van het seizoen 2010 ook zelf jongen groot onder begeleiding van hun moeder. Dit is dus wat koloniebroed inhoudt. De jonge wevers leren van hun moeder of vader wat voorplanting is. 

Ook wordt er geschreven dat ze pas met twee jaar geslachtsrijp zijn, maar dit kweekresultaat bewijst het tegendeel.

 

Op het eind 2010 hebben we in totaal 11 jonge Franciscanerwevers, waar er helaas nog 4 van zullen sterven. Twee jongen vlogen uit tijdens een storm, één jong vind geen beschutting bij een regenbui en één jong bevriest. Het is geweldig om te beleven hoe deze wevers hun jongen grootbrengen.


Het is ook duidelijk dat Euplectes-wevers in een kolonie in een volière gehouden moeten worden en niet per koppel. Nakweek lukt wel, maar de vogels zijn veel meer op hun gemak in een kolonie. Ze leren zo ontzettend veel van elkaar! Wevers kweken lang door in het late najaar en begin winter. We hebben ze gestopt door de oudere man te vangen en in een broedhok te plaatsen. De moederpoppen en jongen kregen daardoor ook wat rust. 

 

2011

 

Op het moment dat we steeds meer vorst krijgen, vangen we de Franciscanerwevers en plaatsen ze in de volière in de garage. Hier is het vorstvrij. We willen niet dat er nog meer sterft van de kou. In het voorjaar 2011 gaan er 6 Franciscanerwevers mee naar de WvP- bijeenkomst; het aantal bruikleen vogels gaat terug en de rest wordt geruild. Wij gaan verder met onze kleine kolonie van 9 Franciscanerwevers. (2,6,2). Één jong begint al te krassen, dit zal wel een man wezen. Dit jaar loopt ongeveer hetzlefde als het vorig jaar en in totaal zijn er weer verschillende jongen geboren. We hopen de aankomende seizoenen via de WvP met andere kwekers te kunnen ruilen voor nieuw bloed en andere kwekers te voorzien van een kleine kolonie van deze prachtige wevers.

 

In 2012 verkopen we de gehele kolonie aan 2 gegadigden. De 2 kolonies worden geheel door ons uitgezocht ivm verwantschap.

We gaan de volgende uitdaging aan!

 

Terug naar Franciscanerwever

 

 

Bruinruggoudmussen (Passer luteus) kolonie - kweek 2008

Tekst en Foto's: Nora en Herm Nelissen

 

Vervolg van Bruinruggoudmussen kweek 2007

 

Het baltsgedrag van de Bruinrug-Goudmussen is geweldig om naar te kijken.

Soms valt de man samen met de pop en een takje nestmateriaal ‘holder de bolder’ het nestkastje uit. Ze vechten vaak wie er het eerste nestmateriaal in het nestkastje mag stoppen, dat is een prachtig gezicht.
Een tijd geleden, met werken in de tuin, kleine miereneitjes gevonden van gele mini miertjes. Gelijk verzameld en in de volières verdeeld. Op dat moment start het grote feest, af en aan vliegen, fluiten, baltsen. Soms kon je nog niet meer zien wie het tegen wie heeft. De Bruinrug Goudmus man zit voor het Napoleonweverpopje op een zitstok te springen. Zij kijkt eens langs zich en vliegt snel in de klimop. Daarna vliegt het Bruinrug Goudmus popje vlak langs haar man en deze volgt haar in een snelle rondvlucht, luid kwetterend door de volière. Het gaat veel te snel, zodat je hier geen foto's van kunt maken.

 

Jammer genoeg duurt het lang voordat je echt kunt zien wat een pop of een man is.
Dus de ruiling voor nieuw bloed laat lang op zich wachten en bij ons, kwekers gaat het een beetje kriebelen.

Sommige kwekers trekken veertjes en als deze dan geel terugkomen is het een man, maar we zijn hier geen voorstander van.

 

De twee jongen uit het eerste nest van 2007 hebben een zeer lichtgele waas over hun lichaam, zullen dit twee poppen zijn? Hun broer en twee onverwante mannen krijgen al een zwarte snavel en meer geel over hun lichaam. Na een vergelijking met moeder wordt enigszins bevestigd dat de jongen uit het eerste nest twee popjes zijn. 


Indeling voor kweekjaar 2008


Volière 1: een jonge pop (rode knijpring, foto hierboven) met een overjarige man.

 

Volière 2; een jonge ‘hopelijk’ pop met een geruilde jonge man (van Leo) in volière 2.

 

Volière 3; het oude koppel van 2007 (pap en mam)

 

Eigenlijk was het de bedoeling om in kolonie te gaan kweken, maar de mogelijkheid van een relatie tussen vader/dochter of zoon/moeder of broer/zus, willen we voorkomen. Misschien een optie voor het volgend jaar.

 

In april is in alle volières de nestbouw definitief gestart.
Korte takjes van wilg, berk en els worden weer tijdens een wandeling verzamelt, in stukken van 10 tot 15 cm geknipt en verdeelt over de volières. Ook wordt er veel hooi, kokostouw en wit nestmateriaal verstrekt. De bal (voerbal voor konijnen en cavia’s) wordt iedere dag bijgevuld met verschillende soorten nestmateriaal. Schijnbaar vinden ze dit prachtig en zelf kun je ook horen als ze weer aan het nestmateriaal trekken, door het belletje wat er onder aan hangt.

 

Laatst april is het eerste eitje van de jonge pop in volière 1 gespot. Het mooie weer werkt prima mee. Alleen vinden we het vreemd dat de jonge pop eerder eieren legt dan haar moeder in volière 4. In volière 2 baltst de jonge man (van Leo) als de beste, wat ons vermoeden bevestigd dat zijn eega toch een popje is. Begin mei ligt ook het eerste eitje in het nest van het oude koppel van 2007 in volière 4.

 

Tijdens de observatie werd iets opvallend opgemerkt:
Het oude koppel van 2007 in volière 4 vecht tussendoor en valt soms samen uit het nest. (al vermeld in kweekverslag van 2007) De man bouwt een nest in een andere broedblok en slaapt hier 's nachts in.
Het nieuwe koppel (dochter x overjarige man in volière 1) is veel netter.
Ik heb ze nog niet zien vechten. Ze broeden echt om de beurt en als de pop op het nest zit. zit de man dicht in de buurt of andersom. (nu blijkt dat toch man en pop broeden, maar niet bij elk koppel) Ze voeren elkaar zelfs op het nest. Ben benieuwd of dit effect heeft op het aantal jongen etc.

 

In volière 1 valt de Vinkman steeds vaker de vader Bruinruggoudmus aan. Hij kan zijn 2 pas uitgekomen jongen niet meer voeren. Zelfs extra bakjes met dierlijk voedsel helpen niet. Gelukkig laat de Vinkman de Bruinruggoudmus moeder wel met rust, zodat zij nog kan voeren. Een dag later wordt het koppel Vinken verplaatst naar volière 2, maar hier valt de Vinkman de jonge Bruinruggoudmusman (van Leo) gelijk aan. Het Bruinruggoudmus koppel van volière 2 wordt verplaatst naar volière 1. (Twee jonge zusjes met 1 onverwante overjarige man en 1 onverwante jonge man)
Mocht er ruzie ontstaan dat sluit ik het nachthok van de buitenvolière af.

 

Maar wonder boven wonder begroeten de zussen elkaar en gebeurt er helemaal niets bijzonders. Ze kunnen het zelfs goed met elkaar vinden.
Gelukkig!, dit was dus een goede oplossing!

 

Het vorig jaar was mijn oude koppel Bruinrug goudmussen met een trio vinken samen in één volière. Ze vochten niet met elkaar, zagen elkaar zelfs niet staan (zitten) en ze hebben allebei jongen grootgebracht. Het kan wel zijn de zoon Vink feller is dan zijn vader, maar de Bruinruggoudmusman (volière 1) is wel liever en maakt niet zoveel ruzie met zijn popje als het oude koppel. Misschien dat ze daarom ook met rust gelaten werden door de Vinken.

 

Kolonievogels reageren definitief anders dan territoriumvogels.


De jonge Bruinruggoudmus man geeft zelfs een buffalowormpje aan de nieuwe vader, een duidelijke samenwerking. Deze vliegt er meteen mee naar het nest en voert de jongen. Een week later is ook de jonge Bruinruggoudmus man opeens kleine takjes etc. aan het verzamelen. De nesten hangen zo dicht bij elkaar, erg verwonderlijk. De samenwerking tussen de twee koppels Bruinruggoudmussen is geweldig en word steeds beter. Als deze jongen niet groot worden…..
De laatste twee eieren zijn ook uitgekomen en er zitten nu 4 jongen in het nest. Ze worden door hun ouders goed gevoerd en het andere koppel sleurt de pinky's en buffalo's tot aan de 'deur' van het nest. Een zeer goede samenwerking en ze jagen ook helemaal niet achter elkaar aan. Misschien dat het hier aan ligt, of dat de poppen zusjes zijn?

 

Mijn oude koppel van 2007 in volière 4 (vader en moeder van de twee zussen) vechten steeds, iets wat de mannen en poppen in volière 1 nooit doen.
Is er misschien een soort felheid-verschil tussen de mannen?
Aan het eind van mei vliegen de eerste jongen rond, maar in volière 4 zijn de jongen uit het nest gegooid, maar het oude koppel is gelukkig weer opnieuw begonnen.
In volière 1 zit het tweede popje nu te broeden en het andere koppel is weer opnieuw aan het beginnen.

 

Ons minikolonietje is een groot succes!
De 2 koppels stimuleren elkaar met nestbouw en broeden. Ze helpen elkaar zelfs om de jongen groot te krijgen. Wel gaan ze niet elkaars nest in! (tenminste niet gezien) De oudste jongen voeren de net uitgevlogen jongen.

Een prachtig voorbeeld dat laat zien dat broeden met Bruinruggoudmussen in kolonie een succes is!

 

Voor- en Nadelen van kolonie / koppel kweek:
- onzekerheid bloedverwantschap jongen / wisseling van partner ?
- stimuleren van nestbouw en broeden.
- oudere jongen voeren de andere jongere jongen.
- rustiger, vogels voelen zich meer op hun gemak in een kolonie.

 

Resultaten in 2008:
MINIKOLONIE in Volière 1     

 

Koppel 1a, jonge pop met overjarige man:
1e nest: 4 jongen.
2e nest; eieren eruit gegooid.
3e nest; 3 jongen, helaas heeft zich 1 jong opgehangen.
4e nest: 1 jong

 

Koppel 2b, jonge pop met jonge man (van Leo):
1e nest: 3 jongen.
2e nest; 3 jongen.

 

KOPPEL in Volière 4
Koppel 3, van 2007
1e nest; 2 jongen, dood, uit het nest gegooid, vermoedelijk door Kaapse mus.
2e nest; 2 jongen, 1 gedood door Kaapse mus.
3e nest; 3 jongen.
4e nest; 1 jong.
5e nest; 2 jongen
Snel de nestkastjes verwijderen, het is genoeg geweest voor dit seizoen.

 

Totaal: 20 jongen in 2008

 

Terug naar Bruinruggoudmus

 

 

Onze uitdaging: Bruinruggoudmussen (Passer luteus) 1e kweek 2007

Tekst en Foto's: Nora en Herm Nelissen

 

Bruinruggoudmussen horen bij de Ploceidae (Wevers, Wida’s en Mussen)
Ze zijn 13 cm groot en komen in Noord-Soedan tot Noord-Ethiopië voor. Daarom worden ze ook wel eens Soedanese Goudmus genoemd.

 

 

Bruinruggoudmussen zijn sociale vogels, die het onderling en met andere vogels prima kunnen vinden.

Ze worden per voorkeur als paar of in een groep gehouden,
het liefst in een volière. Voor in onze gezelschapsvolière willen we ze graag kopen.

 

In 2007 kunnen we via marktplaats een koppel kopen. Het zijn nog import vogels, dus hebben geen ring om en niemand kan je vertellen hoe oud ze werkelijk zijn. Bruinruggoudmussen zijn druktemakers in de volière, vooral de man is een echte uitslover. Hij spartelt de gehele dag om de pop heen, kwettert, springt, danst en vliegt, vooral in het voorjaar. Zijn snavel is in broedseizoen zwart. 

 

De eerste avond zijn we getuigen van een soort paringsdans. Het ziet er leuk en grappig uit, wat zijn het toch leuke vogeltjes. We zijn erg blij met deze aankoop! Bruinruggoudmussen zijn echt geen vogels voor in een broedkooi, ze hebben een ruime beplante volière nodig. Ze voelen zich meteen thuis in onze volière en kwetteren er vrolijk op los. ’s Avonds zijn we weer getuigen van het baltsen en een week later zien we de man met nestmateriaal slepen, het liefst sleurt hij de langste sliertjes naar het nestkastje. Het is een spectaculair gezicht, sommige takjes zijn wel 40 cm lang en voor zijn gewicht erg zwaar. Snel word het grove nestmateriaal, zoals kokosvezels aangevuld. Maar de man breekt liever jonge takjes af, van een net nieuw aangeplante spirea, om zijn nest te bouwen. Tijdens een wandeling worden er elzentakjes, wilgentakjes en berkentakjes verzamelt. Thuisgekomen worden ze in stukjes van 10 tot 15 cm geknipt en in de volière neergelegd. Hij bouwt eerst een nest van een berg takken en gras.
Een succes!, niet alleen de man, maar ook de pop begint nu aan de nestbouw. 


Helaas nemen ze allebei een ander nestkastje. Als alle takjes op zijn, worden ze bijgevuld door net afgeknipte scheuten van de wingerd. Deze zijn zacht, erg buigzaam en de plant groeit toch veel te snel. Als de pop haar nestkastje en nest goed keurt, bouwt ze haar zacht (wit nestmateriaal) nestje erin. Maar deze pop kiest een ander nestkastje dan de man. Eigenlijk verwachten we niet veel van deze vogeltjes, we hebben ze pas en normaal gesproken moeten nieuwe vogels wennen aan hun nieuw onderkomen, nieuwe voeding en nieuwe verzorgers.

  

Maar op 3 juni vinden we het eerste eitje in het pas klare nest van de pop.
Het ei is groenachtig, blauwwit met zwarte stipjes. Op 6 juni liggen er 4 eieren in het nest en het broeden kan beginnen.

Het vrouwtje broedt alleen. (hoewel andere informatie aangeeft dat beide partners broeden)

Als we nieuw nestmateriaal, kokosvezels en sisal, voor de andere vogels bijvullen, begint de pop opnieuw te bouwen.

Zal ze er een nest bovenop bouwen?


We hebben de pop meestal op een tak zien zitten, van het broeden komt niets,
Ze vliegt iedere keer vrolijk kwetterend rond, maar ze jaagt de man wel steeds weg bij het nest. Wij laten tijdens de broedperiode deze vogels liever iets meer met rust, maar door het doorbouwen van het nest, controleren we toch maar even.
En vrijdag 15 juni liggen er 2 jongen in het nest! En ze heeft het wit nestmateriaal onder de jongen toegevoegd. Naar eigen ervaring bedraagt de broedtijd 10 tot 13 dagen. (andere informatie geeft 13 tot 15 dagen aan) Snel meer dierlijk voedsel ter beschikking stellen, verdeelt over 3 aparte bakjes, zodat ze ook de kans krijgen om dit te eten en de jongen te voeren. Jongen van de Bruinruggoudmussen eten voornamelijk dierlijk voedsel, zoals diverse insecten in verschillende stadia, geknipte meelwormen, buffalo wormpjes, pinkies, miereneieren etc., maar ook universeel- en eivoer.
’s Avonds controleren we het nest en zien drie jongen met hun bekjes omhoog in het nest liggen. Het wordt snel duidelijk dat we nog meer dierlijk voedsel moeten geven.
Inmiddels laat het popje nestcontrole toe, maar niet echt vrijwillig. Met praten kun je haar wel een beetje geruststellen. We vinden dat ze toch snel gewend zijn aan ons! De frequentie van dierlijk voedsel wordt opgevoerd naar meerdere keren per dag, want de andere vogels eten het voor hun op en in hoge temperaturen beschimmelt dit snel. Helaas is het kleinste jong dood. Op woensdag 20 juni zijn de jongen 5 dagen oud en worden ze na het avondeten allebei geringd met 2,9 mm. Het is net op tijd, een dag later hadden de 2,9 mm ringen al niet meer gepast.

(de ringenlijst geeft 2,7 mm aan, maar deze hebben we op dit moment niet.

 

We houden ze een tijdje in de gaten, kijken of de moederpop hun er niet uitgooit.
Je ziet ze gewoon van ’s morgens tot ’s avonds groeien en het is een echte uitdaging om deze jongen groot te krijgen, op de stok en door de rui.


Na ongeveer 2 weken vliegen de jongen uit. Ze eten dan gras-, graan- en onkruidzaden, maar dit is in ons mengsel al aanwezig.
Hierna worden ze nog 2 weken begeleid en gevoerd, voordat ze op eigen poten staan.

 

Een kweekstel in goede conditie kan meerder broedsels per seizoen (mei tot november) grootbrengen.
Het zijn charmante lieve vogels, die gezellig in communeverband leven en broeden.
Nu enkele maanden later heeft ons koppel in 3 nesten 7 jongen grootgebracht in 2007.

 

Terug naar Bruinruggoudmus

 

 

Kweekverslag van de Woestijnmus (Passer simplex).

Tekst en foto’s: Piet de Dreu 2014-2016

 

Deze soort komt voor van Zuidwest-Azië tot noordelijk Afrika en telt 2 ondersoorten:


Passer simplex saharae: van Marokko tot centraal Libië.
Passer simplex simplex: van zuidelijk Mauritanië en Mali tot zuidwestelijk Egypte, centraal Soedan en noordelijk Tsjaad.


Het leefgebied is woestijn, droge, zandige gebieden met hier en daar bomen en struiken. De vogel wordt soms aangetroffen in oases.

De Aziatische woestijnmus (P. zarudnyi) wordt ook wel als een ondersoort beschouwd.

 



Het formaat is tussen de 13 en de 14 cm.


Man en pop zijn zoals bij de meeste mussen goed te herkennen; de mannen hebben een zwarte bef die wat grootte en vorm veel lijkt op de bef van een spitsstaartamadine. Verder een blauwgrijze rug en vleugeldek met zwarte randen aan de vleugelpennen. De borst is lichtgrijs. De poppen zijn warmbruin op de rug en vleugeldek en de zwarte randen zijn minder breed dan bij de mannen. De borst is lichter bruin.


Begin december 2013 stond er op vogelmarkt een koppel van deze mooie mussen te koop. Een afspraak gemaakt met de handelaar en er op een zaterdag er heen gegaan. De vogels zagen er goed uit en de ruimte waar ze te koop zaten was erg schoon en ruim, zo zou het overal moeten zijn. Met de nieuwe aanwinst naar huis en het koppel gehuisvest in een kweekbox van 2m lang, 0,90m breed en 2m hoog.


De voeding is geen probleem: wat onkruidzaden gemengd met tropenzaad en wat witzaad.


Half april zag ik dat de snavelkleur van de vogels veranderde van licht hoornkleurig naar zwart, een teken dat ze broedrijp werden.

 

 

Naast de zaadmengeling samengesteld uit wildzangzaad, witzaad en tropenzaad, krijgen ze nu ook wat insecten voor met diepvries pinky’s en buffalowormen gemengd door het eivoer dat ik zelf maak.


Twee nestkastjes heb ik in de volière gehangen van 20 cm lang 12 cm hoog en 12 cm breed met een rond invlieggat van 3 cm. Binnen de kortste keren werd het vol gebouwd met kokosvezel en afgewerkt met veertjes en sharpie. Na drie dagen werd het eerste ei gelegd en er volgden nog twee eitjes. Deze waren alle drie bevrucht; na dertien dagen broeden kwamen ze uit. De hoeveel pinky’s en buffalowormen werd opgevoerd en twee tot drie keer per dag verstrekt, samen met insectenvoer.

 

De jongen groeiden goed; na vier dagen moest ik ze ringen. Het was een gok welke ringmaat passend zou zijn, maar gelukkig ken ik een Belgische kweker van deze mussen. Dus hem om raad gevraagd; hij ringde z’n jonge mussen met 2.9 mm ringen. Na het ringen ging er een jong dood; de twee andere groeiden goed op en verlieten het nest na twintig dagen. Later bleken het een man en een pop te zijn.


Kort na het uitvliegen begon de pop aan een nieuw nest in hetzelfde nest kastje wat nog steeds brandschoon was. Dit keer weer drie eitjes die echter deze keer niet bevrucht waren. Ik heb de pop gewoon dertien dagen laten broeden en toen de eitjes weg gegooid. Kort daarna weer drie eitjes die wél bevrucht waren en alle drie de eitjes kwamen uit; na twee dagen ging er één jong dood. De overgebleven jongen groeiden goed op en verlieten na twintig dagen het nest. Weer een man en een pop.


Het was toen begin juni en ergens had ik de hoop op nóg een nestje, maar de mussen vielen in de rui.


Voor het eerste jaar dat ik ze nu kweek ben ik tevreden met de vier jongen die ik heb. De oudervogels laten de jongen die nog in de volière zitten gewoon met rust en nu zitten ze nog steeds met zijn zessen zonder problemen bij elkaar. De jongen slapen in het nog lege nestkastje; het oude koppel slaapt in het broednest.

 

Begin november deed ik nog een ontdekking. Ik had afgesproken met de Belgische kweker een koppel te ruilen.


Erheen gereden en tot de ontdekking gekomen dat mijn soort woestijnmussen kleiner was dan de vogels van mijn Belgische vogel vriend

 

Bij mijn soort is de vleugellengte bij de mannen 7,3 mm en bij de poppen 7 mm.

 

Bij de soort van mijn kennis is de vleugellengte bij de man 8,3 mm en bij de pop 8,00 mm.

 

Ook zijn die woestijnmussen wat anders van kleur en ook het lichaam en kop zijn forser.

 

Op vogel 2015 haalde een jonge man 91 punten en de jonge pop 90 punten; ook kreeg ik de oorkonde eerste kweek voor deze vogels. Het zijn mooie rustige vogels die met wat aandacht goed naar de tentoonstelling gebracht kunnen worden. Ook van de werkgroep wevers en mussen kreeg ik een mooie oorkonde voor de eerste kweek. Hun gedrag is heel anders dan van de huismussen die veel drukker zijn dan de woestijnmussen. Opmerkelijk vind ik nog steeds dat de poppen zo’n mooie warm bruine kleur hebben.

 

Het kweek jaar 2015 verliep ook weer voorspoedig met het koppel; er werden zeven jongen geboren, drie mannen en vier poppen; ook nu werden de jongen met rust gelaten en konden rustig bij het kweekkoppel blijven.


Het kweek 2016 verliep totaal anders dan voorgaande jaren: half april was er al een nest eitjes die alle vier bevrucht waren en ook allemaal uit kwamen. Wat in de voorgaande jaren nog nooit gebeurd was vond ik de dag na het uitkomen. Alle jongen dood in het eivoerbakje; het was duidelijk te zien dat de jongen dood gepikt waren.


Wie zou de dader zijn ?


Kort nadat dit gebeurd was had de pop opnieuw vier eitjes die ook allemaal bevrucht waren. Ook deze keer ging het mis: op de dag voordat de eitjes uit zouden komen lagen ze kapot gepikt in de volière. De dader was weer niet bekend. Weer kwam er een nestje eitjes; ditmaal de man er direct afgehaald. De drie eitjes kwamen uit en werden prima door de pop alleen groot gebracht. Twaalf dagen nadat de jongen uitgevlogen waren liet ik de man bij de pop en de jongen. De man bevloog de pop meteen; ik heb hem toen weer uitgevangen en hem vijf opeenvolgende dagen zo bij de pop gelaten.


Na vier dagen was er het eerste ei en heb ik de man niet meer bij de pop gelaten; er werden vier eitjes gelegd welke allemaal bevrucht waren en ook nu bracht de pop de jongen groot. Zeven jongen had ik nu weer; deze keer enkel poppen. Wat de oorzaak was dat de man nu zo fel was is mij een raadsel; misschien is de zachte winter een oorzaak want aan de voeding heb ik al die jaren niets veranderd.

 

Terug naar woestijnmus

 

 

Onderzoek

Geelschouderwida

| (Euplectes macrourus macrocercus)


Udo M. Savalli, Widowbird Research Description
Savalli, U.M. 1994. Tail length affects territory ownership in the yellow–shouldered widowbird
Savalli, U.M. 1994. Mate choice in the yellow–shouldered widowbird: correlates of male attractiveness
Savalli, U.M. 1995. The evolution of tail–length in widowbirds (Ploceidae): tests of alternatives to sexual selection
Savalli, U.M. 1995. Does rainfall constrain the evolution of tail length in widowbirds?
Savalli, U.M. 1997. The role of male territories in the mating system of the Yellow–shouldered Widowbird

 

Hanenstaartwida

| (Euplectes progne)

 

 

Koekoekswever

| (Anomalospiza imberis)


Lathi, D.C. et al., 2002. Morphological and behavioural evidence of relationships of the Cuckoo Finch