Klein Kruiskruid

Wetenschappelijk: Senecio vulgaris

De naam kruiskruid is misschien ontstaan door de kruisgewijs staande bladen, maar meer waarschijnlijk is dat het een verbastering is van de Duitse naam Greiskraut.

Senecio komt van senex (grijsaard), om het spoedig zichtbaar wordende vruchtpluis. Vulgaris betekent gewoon.

English: common groundsel or old-man-in-the-Spring

Deutsch: Gemeines Greiskraut
Français: Séneçon commun

Familie: Composietenfamilie, Asteraceae (Compositae)
Geslacht: Senecio, Kruiskruid

Bijna alle zaadetende vogels eten het zaad van klein kruiskruid. Soms kun je de plant uittrekken en in en pot, gevuld met water in de volìere zetten. Na enkele dagen zijn dan de bloemen rijp om gegeten te worden. Staat er in de natuur maar een enkele plant dan knip de bloemhoofdjes af, zodat de plant nog meer zaden kan produceren.

Stengels en bladeren zijn giftig, maar de smaak is zo bitter dat geen enkele vogel er van zal eten. Mocht een vogel of hoender het toch eten omdat ze al lang geen groen voer meer hebben gehad, dan zal braken het gevolg zijn. Het kan pas gevaarlijk worden als ze er erg veel van binnen krijgen.

 

Afmeting: 7-50 cm
Levensduur: Eenjarig. Therofyt (geen winterknoppen).
Bloeimaanden: bijna het gehele jaar door (I-XII), meestal van maart tot november (III-XI) met een piek van maart tot juli (III-VII)
Wortels:  
Stengels: De stengels zijn niet of maar weinig vertakt en vaak iets behaard. Geen klierharen.
Bladeren: Bladeren zijn aan de bovenkant glazend groen en iets vlezig, langwerpig, veerdelig (meestal zijn ze tot op de helft ingesneden) met langwerpige getande lobben. Gekroesd, meestal kaal en hebben ze een iets omgerolde rand. Onderste bladeren zijn naar de voet steelvormig versmald, terwijl de bovenste bladeren niet gesteeld zijn, niet stengelomvattend.
Bloemen: Gele bloemen in losse pluimen met enkele bloemhoofdjes; 1 cm lang en 4-5mm breed, Tweeslachtig (mannelijke en vrouwelijke geslachtsorganen). Meestal geen lintbloemen. Het omwindsel is hoog, zwart gevlekt (twee keer zo hoog als breed). Bloemblaadjes hebben een zwarte top, buitenkrans heeft ongeveer zestien blaadjes (tussen de acht en twintig).
Vruchten: Eenzadige dopvrucht of nootje. Zaden zijn aangedrukt behaard. Vruchtpluis is wit. Zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Tweezaadlobbig.
   
Biotoop: Zonnige, open plaatsen (pionier) op droge tot vochtige, voedselrijke, humushoudende, zwak zure tot kalkrijke grond (alle grondsoorten).
Groeiplaatsen: Omgewerkte grond, zeeduinen (o.a. in vlierbosjes), waterkanten (greppels), puin, kapvlakten, plantsoenen, in de voegen van bestrating, (sterk verweerde) oude muren, bermen (open plekken), wegranden, nieuwe dijken, perken, moestuinen, akkers, stoepranden en stortterreinen.
Verspreiding: Oorspronkelijk uit Europa. Tegenwoordig in alle werelddelen, in streken met een gematigd klimaat.
Algemeen: oorsponkelijk inheems, zeer algemeen voorkomend.
Informatie:  

 

De variëteit Senecio vulgaris var. hybernicus heeft acht tot dertien, ongeveer 0,5 cm lange lintbloemen, vind je het meest nabij spoorwegterreinen.

 

Terug naar Onkruiden; zaden, groen, vruchten en bessen voor vogels