Vogelmuur

Wetenschappelijk: Stellaria media

Stellaria komt van het Latijnse stella (ster), hetgeen slaat op de 5 tweedelige kroonbladen, die als een sterretje uitstaan. Media betekent " middelste" .

English: Common Chickweed (Nodding Chickweed)

Deutsch: Vogelmiere
Français: Mouron des oiseaux

Familie: Anjerfamilie, Caryophyllaceae
Geslacht: Stellaria, Sterrenmuur

Vogelmuur is een prima voedselplant (groenvoer en oliehoudend zaad) voor vogels. Blad en zaad zijn gewild als vogelvoer. 

Bijna alle zaadetende vogels eten het zaad van vogelmuur, maar ook de bladeren en de stengels worden verorberd.

 

Afmeting: 10 - 40 cm.
Levensduur: Eenjarig, zelden overblijvend. Therofyt (geen winterknoppen).
Bloeimaanden: het gehele jaar door (I-XII), piek van maart tot mei (III-V)
Wortels: Vogelmuur heeft één wortelstelsel, soms ontstaan bijwortels. Worteldiepte tot 10 cm.
Stengels: Op de grond liggende ronde stengels met onder de knopen 1 rij haren. Vogelmuur groeit in plakkaten.
Bladeren: Eirond tot elliptisch spitse wintergroene blaadjes, langer dan 7 mm, met een lange steel, alleen de bovenste blaadjes hebben geen steel.
Bloemen: Witte bloemen van 0,8-1 cm grroot, tweeslachtig (mannelijke en vrouwelijke geslachtsorganen), kroonbladen zijn diep 2-delig en bijna even lang dan de kelkbladen: 3 tot 5 mm (soms ontbreken de kroonbladen). Er zijn 3 stijlen en meestal 3 (soms meer) meeldraden. De bloemstelen zijn kleverig beklierd.
Vruchten: Doosvrucht met 0,8 tot 1,4 mm grote zaden, meestal donker roodbruin. Vruchtstelen zijn afstaand of teruggeslagen. Zaden zijn langlevend (> 5 jaar) en tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
   
Biotoop: Zonnige tot licht beschaduwde, open plaatsen op droge tot vochtige, voedselrijke, met name stikstofrijke, vaak bemeste en omgewerkte grond.
Groeiplaatsen: Akkers, tuinen, wijngaarden, braakliggende grond, waterkanten (slootkanten), in goten, tussen straatstenen tegen huizen, ruderale plaatsen, heggen, boomgaarden, plantsoenen, grasland (pas gescheurd weiland en overbemest of stukgereden weiland) en bermen (bijv. open plaatsen langs verontreinigde sloten).
Verspreiding: Over de gehele wereld in gematigde streken. Ontbreekt in grote delen van de poolstreken en in woestijngebieden.
Algemeen: oorsponkelijk inheems, niet bedreigd
Informatie: Af en toe zie je planten met zwart gevlekte bladeren.

 

Er komen in de Benelux twee nauw verwante soorten voor waar vogelmuur veel op lijkt:

  • Duinvogelmuur (Stellaria pallida) groeit voornamelijk in het voorjaar en ziet er bleekgroen uit. Hij maakt een wat 'bespoten' indruk. De kroonbladen zijn vaak afwezig. De naam duinvogelmuur berust op de gedachte dat deze soort voornamelijk in de duinen voorkomt. Maar uit nader onderzoek is gebleken dat hij ook in het binnenland te vinden is en daar over het hoofd is gezien.
  • Heggevogelmuur (Stellaria neglecta) is forser dan vogelmuur, heeft grotere kroonbladen, tien meeldraden en de grootste zaden. De soort is eenvormig.

Bijzonderheden:

Guichelheil (Anagallis arvensis) en blauw guihelheil (Anagallis coerulea) lijkt veel op vogelmuur door ongeveer dezelfde groeiwijze, maar de bloemetjes zijn rood, respectievelijk blauw. Beide soorten zijn erg giftig, maar komen gelukkig niet zo vaak voor als vogelmuur.

De witte bloempjes van Vogelmuur staan de gehele dag open, terwijl de rode bloempjes van guichelheil (Anagallis arvensis) en de blauwe bloempjes van blauw guichelheil (Anagallis coerulea) allen maar open zijn gedurende de ochtend tot ongeveer 14.00 uur. Bij regenachtig en bewolkt weer gaan de bloempjes zelf niet open.

 

Terug naar Onkruiden; zaden, groen, vruchten en bessen voor vogels

 

 

Franciscanerwever (Euplectes franciscanus) 2008 - 2011

Tekst en Foto's: Nora en Herm Nelissen 

Het verschil in koppel- en/of koloniekweek

2008

Bij de eerste WvP (werkgroep voor Ploceidae = wevers, wida’s en mussen) bijeenkomst op 30 juli 2008 waren we meteen verkocht. Deze wever had zo’n prachtige oranjerode kleur en we kochten bij een lid een mooie Franciscanerweverman en bij een ander lid een Franciscanerweverpop, wat later een Zwartbuikweverpop (Euplectes nigroventris) bleek. 

Trots thuisgekomen met onze nieuwe aanwinst laten we ze in een volière los. (220x190x180cm) Hier verblijven ze samen met een koppel Napoleonwevers (Euplectes afer afer). Al snel hebben de Napoleonwevers een nest met 3 eitjes. Een week later heeft ook de Franciscanerweverman het nest klaar. Hij gebruikt bruine kokosvezel, hooi, vers gras en riet (miscanthus), wat door ons in de volière is geplaatst.

 

Het vrouwtje inspecteert het nest en al snel ligt er een klein blauw eitje in. We meten het ei (van de zwartbuikweverpop) met een schuifmaat: 15,5 x 13,0 mm. Het popje vliegt iedere keer van nest af als we in de buurt komen en begint zich dan snel te poetsen. Dit verschijnsel komt bij meerdere weversoorten voor. De Franciscanerweverman is ontzettend fel en verdedigd zijn nest zo erg dat de Napoleonweverman het met de dood moet bekopen. Omdat de eitjes van de Napoleonwever onbevrucht zijn, vangen we snel het popje eruit en zetten we het in in een andere volière bij het andere Napoleonwever koppel.Na 2 weken is het Franciscanerwevernest verlaten en ontdekken we dat het ei onbevrucht is.

Gelukkig, want anders hadden we een hybride gekweekt (Franciscanerwever x Zwartbuikwever) wat niet onze bedoeling is.

 

Poppen determineren is best lastig en er is weinig informatie over. We zijn blij dat we samen met de WvP alle gegevens hierover verzamelen.

 

De man begint zijn prachtkleed te verliezen en we beseffen dat het broedseizoen voor dit ‘koppel’ is afgelopen.

 

Om zijn felheid een beetje te temperen zijn we op zoek gegaan naar een extra pop. Gemakkelijker gezegd dan gedaan, maar na lang zoeken heeft een nieuw lid van de WvP, een groep vogels gekocht, waaronder een Franciscanerweverpop. Zelf kan ze hier niets mee en ze bied haar ter overname aan. We reageren snel en op 30-03-2009 kunnen we haar gaan halen. Thuisgekomen wordt ze even apart gezet omdat het te donker is om haar te laten wennen aan de nieuwe omgeving.

 

Voeding: 

Wij voeren een gemengd zadenmengsel aan al onze vogels, bestaande uit: 1750 g wildzangzaad, 1750 g exoten, 500 g sijsjes extra, 100 g haagbekzaad, 300 g grote parkietenzaad met zonnebloempitten, 225 g graszaad (verschillende soorten door elkaar), 150 g negerzaad, 50 g mariadistel, ter voorkoming van coccidiose, atoxoplasmose, 50 g paddy (ongepelde rijst), 50 g dari/milo (rood en wit gemengd), 25 g aleppo (dennensoort), ter voorkoming van schimmelinfecties, 25 g gepelde zonnepitten en 25 g gebroken haver.

Ook voeren we een ei/krachtvoer mengsel aan al onze vogels, bestaande uit: 250 g Insectzachtvoer, 250 g Insectpaté premium (50% insecten), 265 g eivoer, 100 g opfokvoer  (kuikens en kwartels), 50 g gemalen lijsterbessen, 20 g stuifmeelpoeder, 5 g insectpoeder, 5 g Gistocal, 20 g grit, 10 g spirulina en 25 g gemalen gemengd zadenmengsel (zie boven)

Voordat dit aan de vogels gegeven word, word het te voeren gedeelte gemengd met ontdooide pinky’s en buffalowormen, vitamines en soms honing (afwisseling)

Ook krijgen ze grit, maagkiezel, sepia, onkruidzaden (gekocht of zelf uit de natuur gehaald), levende buffalowormen en levende meelwormen aangeboden.

De volière is aanbeplant met snelgroeidende klimop, snelgroeiende coniveer en buxus. Ieder voorjaar word er riet en bamboe (stengels) in geplaatst.

Mais word in bloempotten gepoot en dit word gebruikt als vers nestmateriaal, als aanvulling op cocos (bruin en wit), wit nestmateriaal, haar en tabakstengels.
De planten worden als het nodig is bewatert. Iedere dag vers drink- en badwater.

 

2009

Op zaterdag 4 april plaatsen we de Franciscanerweverman en zijn twee poppen zonder andere vogels in de kleinste volière (nummer 3; 150x70x180cm) Dit is wel vroeg in het seizoen, maar het schijnt ze goed te bevallen. Omdat de nieuwe pop groter is dan de pop die we als eerste hadden gekocht, bieden we de eerste kleine pop ter determinatie bij de WvP aan. We komen erachter dat we in het bezit zijn van een Zwartbuikweverpop (Euplectes nigroventris) en verkopen haar aan een andere kweker, die met deze soort kweekt.

Op dat moment hebben we maar één koppel en Euplectus wevers broeden in kolonie.


De Franciscanerweverman bouwt al een nest in zijn winterkleed. Als het nieuwe popje haar eerste twee blauwe eitjes erin legt, is de man nog steeds niet op kleur. Ze bekleed de binnenkant en bouwt het nest verder af. Op een gegeven moment kunnen we de eitjes ook niet meer zien liggen door de kokosvezel. We verwachten ook dat de eitjes daarom onbevrucht zullen zijn, wat later ook blijkt. Ook deze eitjes meten we met een schuifmaat: 16,8 mm x 12,5 mm. 

De man breekt het nest af en bouwt daarna weer een nieuw op dezelfde plaats. Weer liggen er twee blauwe eitjes in, die weer onbevrucht zijn, en het nest wordt weer afgebroken. Na onze vakantie liggen er opnieuw twee blauwe eitjes in weer een nieuw nest. Ze weten niet van ophouden, maar de pop broedt niet en de man breekt het nest opnieuw af. De eitjes vallen stuk op de grond. Onze moed zakt ons in onze schoenen met steeds onbevruchte eitjes. De vogels willen wel, maar het lukt niet. We laten ze al de gehele tijd veel met rust wat ook niet echt helpt. 

 

Maar, met de wekelijkse onderhoudsbeurt ontdekt Herm tussen de klimop op ongeveer 50 cm van de grond een nieuw nest met al twee eitjes erin. De opening zit aan de achterkant en je kunt er net met een spiegel in kijken. Het lijkt erop alsof de Franciscanerwevers ons voor de gek willen houden met dit andere nest. We laten ze maar met rust.
Als we op een dag thuis komen staat de deur van de kleine volière open en de Franciscanerwevers zitten doodleuk in de andere volière tussen de andere vogels. Snel voelt Herm in het nestje, pluisjes, jongen?. De wevers worden snel gevangen en teruggeplaatst in hun volière. Hopelijk blijven de jongen leven er gebeurt er verder niets vreemds.
Veel pinky’s worden er momenteel gegeten, de meelwormen blijven als laatste over.

 

Na een week durven we het aan voorzichtig in het nest te kijken en maken meteen een foto. Helaas is deze wazig door de rare manier van het maken van deze foto. We moeten namelijk om het hoekje knippen want de opening zit aan de achterkant, maar we kunnen de twee jongen zien. Ze liggen met hun achterwerk naar de opening. Weer een week verder zien we alleen het staartje wat ook de opening van het nest steekt. Vreemd dat ze niet met hun bekje naar de opening zitten, lijkt ons gemakkelijker met voeren. Op woensdag, 12 augustus 2009 is onze eerste gekweekte Franciscanerwever uitgevlogen. Hij/zij vliegt nog onbeholpen en gaat op de klimopbladeren zitten. Deze bladeren zijn glad en hebben geen houvast, daarom lijkt het dat hij/zij een raar pootje heeft, maar dit is een normaal pootje.

 

Tegen de avond is het tweede jong ook uitgevlogen en ringt Herm de jongen, één jong kan 2,9 mm om en het andere jong heeft een dikkere ‘enkel’ en krijgt daarom 3,2 mm om. (de laatste lijkt me daarom een man, hij is breder, iets groter dan het ander jong). Ze groeien goed, maar zijn wel banger aangelegd dan hun ouders. Ze zullen nog wel aan ons moeten wennen. Ze vliegen met de dag beter en zitten vaak verstopt in de klimop. De man breekt het nest, waar de jongen in gelegen hebben weer af.

Zal hij dit seizoen nog een nest bouwen. Zullen ze nog één keer jongen krijgen? Onze hoop is weer gegroeid met dit fantastische resultaat.

 

van links naar rechts; moeder-pop, vader-man en (vermoedelijk mannelijk) uitgevlogen jong.

In de klimop achter mam zit het tweede (vermoedelijk vrouwelijk) jong.

 

2010

De winter van 2009/2010 is erg koud. De Franciscanerweverman valt net in de rui als het vriest en ligt de volgende dag dood op de grond. Hadden we net een koppel wat jongen grootgebracht heeft, zijn we weer terug bij af. Weer op zoek naar een nieuwe man. Gelukkig heeft weer een ander lid van de WvP voor ons een nieuwe man en nog een extra pop. We willen starten in het seizoen 2010 met een trio (1,2,2). we laten de twee jonge vogels erbij zitten. Maar het pakt anders uit; het ander lid heeft opeens 6 Franciscanerwevers, waaronder de 2 gereserveerde voor ons. De andere krijgen we in bruikleen, omdat hij er tijdelijk geen plaats voor heeft. Helaas overleeft één wever de verhuizing niet en ligt 3 dagen later dood. We starten het broedseizoen 2010 met een kolonie van 1,3,6 Franciscanerwevers.

 

Tussen de jonge vogels zijn twee mannen, die geregeld krassend zingen en daarbij van onder naar boven bewegen. Het lijkt op dansen!

 

De oudere man bouwt ontzettend veel nesten in de klimop, sommige breekt hij weer af (na de afkeur van een pop) en bouwt weer nieuwe. Iedere zaterdag controleren we op nieuwe nesten, eitjes e.d. Soms zijn twee poppen bijna tegelijk aan het broeden of ze volgen elkaar op. De 2 jonge mannen oefenen het bouwen van nesten in het lampepoetsergras (pennisetum) en tussen de bamboestengels, maar deze nesten lijken nergens op en worden ook niet afgebouwd. Wel blijft de oudere man achter de twee jongere mannen aanjagen, vooral toen ze een klein beetje op kleur kwamen. Jonge mannen kun je sneller door hun ‘gezang’ en ‘gedans’ herkennen dan aan de kleur. De kleur bevestigd daarna alleen al je vermoeden. Omdat de oudere man achter de jonge mannen aanjaagt, hebben de broedende en voerende poppen wat meer rust. De man voert de jongen niet mee; hij heeft tijd nodig om te baltsen, nieuwe popjes verleiden en bevruchten en andere mannen wegjagen, die in zijn territorium komen.

 

In de loop van het seizoen vinden we eitjes, dan weer jongen, weer nieuwe nesten, weer eitjes, etc. De jongen worden geringd, zodra ze 5 tot 6 dagen oud zijn. Het is iedere keer weer een zoektocht naar nieuwe nesten, eitjes en jongen in de klimop. Ze zijn aan ons gewend en laten gelukkig alles toe. De jongen worden ook niet na het ringen uit het nest gegooid. 

 

De twee jonge Franciscanerwevers van 2009 zijn duidelijk twee poppen. Ze brengen op het laatst van het seizoen 2010 ook zelf jongen groot onder begeleiding van hun moeder. Dit is dus wat koloniebroed inhoudt. De jonge wevers leren van hun moeder of vader wat voorplanting is. 

Ook wordt er geschreven dat ze pas met twee jaar geslachtsrijp zijn, maar dit kweekresultaat bewijst het tegendeel.

 

Op het eind 2010 hebben we in totaal 11 jonge Franciscanerwevers, waar er helaas nog 4 van zullen sterven. Twee jongen vlogen uit tijdens een storm, één jong vind geen beschutting bij een regenbui en één jong bevriest. Het is geweldig om te beleven hoe deze wevers hun jongen grootbrengen.


Het is ook duidelijk dat Euplectes-wevers in een kolonie in een volière gehouden moeten worden en niet per koppel. Nakweek lukt wel, maar de vogels zijn veel meer op hun gemak in een kolonie. Ze leren zo ontzettend veel van elkaar! Wevers kweken lang door in het late najaar en begin winter. We hebben ze gestopt door de oudere man te vangen en in een broedhok te plaatsen. De moederpoppen en jongen kregen daardoor ook wat rust. 

 

2011

 

Op het moment dat we steeds meer vorst krijgen, vangen we de Franciscanerwevers en plaatsen ze in de volière in de garage. Hier is het vorstvrij. We willen niet dat er nog meer sterft van de kou. In het voorjaar 2011 gaan er 6 Franciscanerwevers mee naar de WvP- bijeenkomst; het aantal bruikleen vogels gaat terug en de rest wordt geruild. Wij gaan verder met onze kleine kolonie van 9 Franciscanerwevers. (2,6,2). Één jong begint al te krassen, dit zal wel een man wezen. Dit jaar loopt ongeveer hetzlefde als het vorig jaar en in totaal zijn er weer verschillende jongen geboren. We hopen de aankomende seizoenen via de WvP met andere kwekers te kunnen ruilen voor nieuw bloed en andere kwekers te voorzien van een kleine kolonie van deze prachtige wevers.

 

In 2012 verkopen we de gehele kolonie aan 2 gegadigden. De 2 kolonies worden geheel door ons uitgezocht ivm verwantschap.

We gaan de volgende uitdaging aan!

 

Terug naar Franciscanerwever

 

 

Kweekverslag van de Woestijnmus (Passer simplex).

Tekst en foto’s: Piet de Dreu 2014-2016

 

Deze soort komt voor van Zuidwest-Azië tot noordelijk Afrika en telt 2 ondersoorten:


Passer simplex saharae: van Marokko tot centraal Libië.
Passer simplex simplex: van zuidelijk Mauritanië en Mali tot zuidwestelijk Egypte, centraal Soedan en noordelijk Tsjaad.


Het leefgebied is woestijn, droge, zandige gebieden met hier en daar bomen en struiken. De vogel wordt soms aangetroffen in oases.

De Aziatische woestijnmus (P. zarudnyi) wordt ook wel als een ondersoort beschouwd.

 



Het formaat is tussen de 13 en de 14 cm.


Man en pop zijn zoals bij de meeste mussen goed te herkennen; de mannen hebben een zwarte bef die wat grootte en vorm veel lijkt op de bef van een spitsstaartamadine. Verder een blauwgrijze rug en vleugeldek met zwarte randen aan de vleugelpennen. De borst is lichtgrijs. De poppen zijn warmbruin op de rug en vleugeldek en de zwarte randen zijn minder breed dan bij de mannen. De borst is lichter bruin.


Begin december 2013 stond er op vogelmarkt een koppel van deze mooie mussen te koop. Een afspraak gemaakt met de handelaar en er op een zaterdag er heen gegaan. De vogels zagen er goed uit en de ruimte waar ze te koop zaten was erg schoon en ruim, zo zou het overal moeten zijn. Met de nieuwe aanwinst naar huis en het koppel gehuisvest in een kweekbox van 2m lang, 0,90m breed en 2m hoog.


De voeding is geen probleem: wat onkruidzaden gemengd met tropenzaad en wat witzaad.


Half april zag ik dat de snavelkleur van de vogels veranderde van licht hoornkleurig naar zwart, een teken dat ze broedrijp werden.

 

 

Naast de zaadmengeling samengesteld uit wildzangzaad, witzaad en tropenzaad, krijgen ze nu ook wat insecten voor met diepvries pinky’s en buffalowormen gemengd door het eivoer dat ik zelf maak.


Twee nestkastjes heb ik in de volière gehangen van 20 cm lang 12 cm hoog en 12 cm breed met een rond invlieggat van 3 cm. Binnen de kortste keren werd het vol gebouwd met kokosvezel en afgewerkt met veertjes en sharpie. Na drie dagen werd het eerste ei gelegd en er volgden nog twee eitjes. Deze waren alle drie bevrucht; na dertien dagen broeden kwamen ze uit. De hoeveel pinky’s en buffalowormen werd opgevoerd en twee tot drie keer per dag verstrekt, samen met insectenvoer.

 

De jongen groeiden goed; na vier dagen moest ik ze ringen. Het was een gok welke ringmaat passend zou zijn, maar gelukkig ken ik een Belgische kweker van deze mussen. Dus hem om raad gevraagd; hij ringde z’n jonge mussen met 2.9 mm ringen. Na het ringen ging er een jong dood; de twee andere groeiden goed op en verlieten het nest na twintig dagen. Later bleken het een man en een pop te zijn.


Kort na het uitvliegen begon de pop aan een nieuw nest in hetzelfde nest kastje wat nog steeds brandschoon was. Dit keer weer drie eitjes die echter deze keer niet bevrucht waren. Ik heb de pop gewoon dertien dagen laten broeden en toen de eitjes weg gegooid. Kort daarna weer drie eitjes die wél bevrucht waren en alle drie de eitjes kwamen uit; na twee dagen ging er één jong dood. De overgebleven jongen groeiden goed op en verlieten na twintig dagen het nest. Weer een man en een pop.


Het was toen begin juni en ergens had ik de hoop op nóg een nestje, maar de mussen vielen in de rui.


Voor het eerste jaar dat ik ze nu kweek ben ik tevreden met de vier jongen die ik heb. De oudervogels laten de jongen die nog in de volière zitten gewoon met rust en nu zitten ze nog steeds met zijn zessen zonder problemen bij elkaar. De jongen slapen in het nog lege nestkastje; het oude koppel slaapt in het broednest.

 

Begin november deed ik nog een ontdekking. Ik had afgesproken met de Belgische kweker een koppel te ruilen.


Erheen gereden en tot de ontdekking gekomen dat mijn soort woestijnmussen kleiner was dan de vogels van mijn Belgische vogel vriend

 

Bij mijn soort is de vleugellengte bij de mannen 7,3 mm en bij de poppen 7 mm.

 

Bij de soort van mijn kennis is de vleugellengte bij de man 8,3 mm en bij de pop 8,00 mm.

 

Ook zijn die woestijnmussen wat anders van kleur en ook het lichaam en kop zijn forser.

 

Op vogel 2015 haalde een jonge man 91 punten en de jonge pop 90 punten; ook kreeg ik de oorkonde eerste kweek voor deze vogels. Het zijn mooie rustige vogels die met wat aandacht goed naar de tentoonstelling gebracht kunnen worden. Ook van de werkgroep wevers en mussen kreeg ik een mooie oorkonde voor de eerste kweek. Hun gedrag is heel anders dan van de huismussen die veel drukker zijn dan de woestijnmussen. Opmerkelijk vind ik nog steeds dat de poppen zo’n mooie warm bruine kleur hebben.

 

Het kweek jaar 2015 verliep ook weer voorspoedig met het koppel; er werden zeven jongen geboren, drie mannen en vier poppen; ook nu werden de jongen met rust gelaten en konden rustig bij het kweekkoppel blijven.


Het kweek 2016 verliep totaal anders dan voorgaande jaren: half april was er al een nest eitjes die alle vier bevrucht waren en ook allemaal uit kwamen. Wat in de voorgaande jaren nog nooit gebeurd was vond ik de dag na het uitkomen. Alle jongen dood in het eivoerbakje; het was duidelijk te zien dat de jongen dood gepikt waren.


Wie zou de dader zijn ?


Kort nadat dit gebeurd was had de pop opnieuw vier eitjes die ook allemaal bevrucht waren. Ook deze keer ging het mis: op de dag voordat de eitjes uit zouden komen lagen ze kapot gepikt in de volière. De dader was weer niet bekend. Weer kwam er een nestje eitjes; ditmaal de man er direct afgehaald. De drie eitjes kwamen uit en werden prima door de pop alleen groot gebracht. Twaalf dagen nadat de jongen uitgevlogen waren liet ik de man bij de pop en de jongen. De man bevloog de pop meteen; ik heb hem toen weer uitgevangen en hem vijf opeenvolgende dagen zo bij de pop gelaten.


Na vier dagen was er het eerste ei en heb ik de man niet meer bij de pop gelaten; er werden vier eitjes gelegd welke allemaal bevrucht waren en ook nu bracht de pop de jongen groot. Zeven jongen had ik nu weer; deze keer enkel poppen. Wat de oorzaak was dat de man nu zo fel was is mij een raadsel; misschien is de zachte winter een oorzaak want aan de voeding heb ik al die jaren niets veranderd.

 

Terug naar woestijnmus

 

 

Bruinruggoudmussen (Passer luteus) kolonie - kweek 2008

Tekst en Foto's: Nora en Herm Nelissen

 

Vervolg van Bruinruggoudmussen kweek 2007

 

Het baltsgedrag van de Bruinrug-Goudmussen is geweldig om naar te kijken.

Soms valt de man samen met de pop en een takje nestmateriaal ‘holder de bolder’ het nestkastje uit. Ze vechten vaak wie er het eerste nestmateriaal in het nestkastje mag stoppen, dat is een prachtig gezicht.
Een tijd geleden, met werken in de tuin, kleine miereneitjes gevonden van gele mini miertjes. Gelijk verzameld en in de volières verdeeld. Op dat moment start het grote feest, af en aan vliegen, fluiten, baltsen. Soms kon je nog niet meer zien wie het tegen wie heeft. De Bruinrug Goudmus man zit voor het Napoleonweverpopje op een zitstok te springen. Zij kijkt eens langs zich en vliegt snel in de klimop. Daarna vliegt het Bruinrug Goudmus popje vlak langs haar man en deze volgt haar in een snelle rondvlucht, luid kwetterend door de volière. Het gaat veel te snel, zodat je hier geen foto's van kunt maken.

 

Jammer genoeg duurt het lang voordat je echt kunt zien wat een pop of een man is.
Dus de ruiling voor nieuw bloed laat lang op zich wachten en bij ons, kwekers gaat het een beetje kriebelen.

Sommige kwekers trekken veertjes en als deze dan geel terugkomen is het een man, maar we zijn hier geen voorstander van.

 

De twee jongen uit het eerste nest van 2007 hebben een zeer lichtgele waas over hun lichaam, zullen dit twee poppen zijn? Hun broer en twee onverwante mannen krijgen al een zwarte snavel en meer geel over hun lichaam. Na een vergelijking met moeder wordt enigszins bevestigd dat de jongen uit het eerste nest twee popjes zijn. 


Indeling voor kweekjaar 2008


Volière 1: een jonge pop (rode knijpring, foto hierboven) met een overjarige man.

 

Volière 2; een jonge ‘hopelijk’ pop met een geruilde jonge man (van Leo) in volière 2.

 

Volière 3; het oude koppel van 2007 (pap en mam)

 

Eigenlijk was het de bedoeling om in kolonie te gaan kweken, maar de mogelijkheid van een relatie tussen vader/dochter of zoon/moeder of broer/zus, willen we voorkomen. Misschien een optie voor het volgend jaar.

 

In april is in alle volières de nestbouw definitief gestart.
Korte takjes van wilg, berk en els worden weer tijdens een wandeling verzamelt, in stukken van 10 tot 15 cm geknipt en verdeelt over de volières. Ook wordt er veel hooi, kokostouw en wit nestmateriaal verstrekt. De bal (voerbal voor konijnen en cavia’s) wordt iedere dag bijgevuld met verschillende soorten nestmateriaal. Schijnbaar vinden ze dit prachtig en zelf kun je ook horen als ze weer aan het nestmateriaal trekken, door het belletje wat er onder aan hangt.

 

Laatst april is het eerste eitje van de jonge pop in volière 1 gespot. Het mooie weer werkt prima mee. Alleen vinden we het vreemd dat de jonge pop eerder eieren legt dan haar moeder in volière 4. In volière 2 baltst de jonge man (van Leo) als de beste, wat ons vermoeden bevestigd dat zijn eega toch een popje is. Begin mei ligt ook het eerste eitje in het nest van het oude koppel van 2007 in volière 4.

 

Tijdens de observatie werd iets opvallend opgemerkt:
Het oude koppel van 2007 in volière 4 vecht tussendoor en valt soms samen uit het nest. (al vermeld in kweekverslag van 2007) De man bouwt een nest in een andere broedblok en slaapt hier 's nachts in.
Het nieuwe koppel (dochter x overjarige man in volière 1) is veel netter.
Ik heb ze nog niet zien vechten. Ze broeden echt om de beurt en als de pop op het nest zit. zit de man dicht in de buurt of andersom. (nu blijkt dat toch man en pop broeden, maar niet bij elk koppel) Ze voeren elkaar zelfs op het nest. Ben benieuwd of dit effect heeft op het aantal jongen etc.

 

In volière 1 valt de Vinkman steeds vaker de vader Bruinruggoudmus aan. Hij kan zijn 2 pas uitgekomen jongen niet meer voeren. Zelfs extra bakjes met dierlijk voedsel helpen niet. Gelukkig laat de Vinkman de Bruinruggoudmus moeder wel met rust, zodat zij nog kan voeren. Een dag later wordt het koppel Vinken verplaatst naar volière 2, maar hier valt de Vinkman de jonge Bruinruggoudmusman (van Leo) gelijk aan. Het Bruinruggoudmus koppel van volière 2 wordt verplaatst naar volière 1. (Twee jonge zusjes met 1 onverwante overjarige man en 1 onverwante jonge man)
Mocht er ruzie ontstaan dat sluit ik het nachthok van de buitenvolière af.

 

Maar wonder boven wonder begroeten de zussen elkaar en gebeurt er helemaal niets bijzonders. Ze kunnen het zelfs goed met elkaar vinden.
Gelukkig!, dit was dus een goede oplossing!

 

Het vorig jaar was mijn oude koppel Bruinrug goudmussen met een trio vinken samen in één volière. Ze vochten niet met elkaar, zagen elkaar zelfs niet staan (zitten) en ze hebben allebei jongen grootgebracht. Het kan wel zijn de zoon Vink feller is dan zijn vader, maar de Bruinruggoudmusman (volière 1) is wel liever en maakt niet zoveel ruzie met zijn popje als het oude koppel. Misschien dat ze daarom ook met rust gelaten werden door de Vinken.

 

Kolonievogels reageren definitief anders dan territoriumvogels.


De jonge Bruinruggoudmus man geeft zelfs een buffalowormpje aan de nieuwe vader, een duidelijke samenwerking. Deze vliegt er meteen mee naar het nest en voert de jongen. Een week later is ook de jonge Bruinruggoudmus man opeens kleine takjes etc. aan het verzamelen. De nesten hangen zo dicht bij elkaar, erg verwonderlijk. De samenwerking tussen de twee koppels Bruinruggoudmussen is geweldig en word steeds beter. Als deze jongen niet groot worden…..
De laatste twee eieren zijn ook uitgekomen en er zitten nu 4 jongen in het nest. Ze worden door hun ouders goed gevoerd en het andere koppel sleurt de pinky's en buffalo's tot aan de 'deur' van het nest. Een zeer goede samenwerking en ze jagen ook helemaal niet achter elkaar aan. Misschien dat het hier aan ligt, of dat de poppen zusjes zijn?

 

Mijn oude koppel van 2007 in volière 4 (vader en moeder van de twee zussen) vechten steeds, iets wat de mannen en poppen in volière 1 nooit doen.
Is er misschien een soort felheid-verschil tussen de mannen?
Aan het eind van mei vliegen de eerste jongen rond, maar in volière 4 zijn de jongen uit het nest gegooid, maar het oude koppel is gelukkig weer opnieuw begonnen.
In volière 1 zit het tweede popje nu te broeden en het andere koppel is weer opnieuw aan het beginnen.

 

Ons minikolonietje is een groot succes!
De 2 koppels stimuleren elkaar met nestbouw en broeden. Ze helpen elkaar zelfs om de jongen groot te krijgen. Wel gaan ze niet elkaars nest in! (tenminste niet gezien) De oudste jongen voeren de net uitgevlogen jongen.

Een prachtig voorbeeld dat laat zien dat broeden met Bruinruggoudmussen in kolonie een succes is!

 

Voor- en Nadelen van kolonie / koppel kweek:
- onzekerheid bloedverwantschap jongen / wisseling van partner ?
- stimuleren van nestbouw en broeden.
- oudere jongen voeren de andere jongere jongen.
- rustiger, vogels voelen zich meer op hun gemak in een kolonie.

 

Resultaten in 2008:
MINIKOLONIE in Volière 1     

 

Koppel 1a, jonge pop met overjarige man:
1e nest: 4 jongen.
2e nest; eieren eruit gegooid.
3e nest; 3 jongen, helaas heeft zich 1 jong opgehangen.
4e nest: 1 jong

 

Koppel 2b, jonge pop met jonge man (van Leo):
1e nest: 3 jongen.
2e nest; 3 jongen.

 

KOPPEL in Volière 4
Koppel 3, van 2007
1e nest; 2 jongen, dood, uit het nest gegooid, vermoedelijk door Kaapse mus.
2e nest; 2 jongen, 1 gedood door Kaapse mus.
3e nest; 3 jongen.
4e nest; 1 jong.
5e nest; 2 jongen
Snel de nestkastjes verwijderen, het is genoeg geweest voor dit seizoen.

 

Totaal: 20 jongen in 2008

 

Terug naar Bruinruggoudmus