Roodhalssneeuwvink
Pyrgilauda ruficollis

Algemeen

English: Rufous-necked Snowfinch, Red necked Snow Finch, Rufous-necked Ground-sparrow
Deutsch: Rothals-Erdsperling, Rothalsschneefink
Français: Niverolle à cou roux, Niverolle à nuque rouge
Taxanomie: Montifringilla ruficollis Blanford, 1871*, Kangra Lama Pass, north Sikkim, India.

Uiterlijke kenmerken

Man en pop zien er hetzelfde uit. Volwassen roodhalssneeuwvinken hebben een wit gezicht en voorhoofd, verdeeld door de zwarte wangen; een roodbruin of kastanjebruin kleur bij het oor en de zijkanten van de hals; rest van het verenkleed is licht bruin, donkerder op mantel en schouders. De vleugels hebben twee witte vlekken aan het uiteinde van de veren.

Als juveniel zien ze er saaier en doffer uit, alleen hebben ze een oranje tint op de zijden van de nek en bleek geelbruine tips aan de vleugels.

De roodhalssneeuwvink onderscheidend zich met andere sneeuwvinken door een kleine, puntige snavel.

Ondersoorten

De roodhalssneeuwvink heeft 2 ondersoorten, welke hieronder vermeld.

 

ondersoort: Pyrgilauda ruficollis isabellina Stegmann, 1932 is valer of grijsachtig van kleur op de bovenkant dan de nominaat Pyrgilauda ruficollis ruficollis en bezit een zachtbruingeel/beige (isabel) tint. Door deze tint is haar naam ontstaan.

 

Grootte/Size/Größe/Taille: 13-15 cm

Vleugel/Wing/Flügel/Aile: ...... mm
Staart/Tail/Schwanz/Queue: ...... mm
Poot/Tarsus/Bein/Tarse: ...... mm
Snavel/Culmen/Schnabel/Bec: ...... mm 
Gewicht/Weight/Gewicht/Poids: 23-28 g

 

nominaat: Pyrgilauda ruficollis ruficollis ( Blanford, 1871) is voornamelijk roestbruin, met een kenmerkende grijze kroon op de kop.

 

Grootte/Size/Größe/Taille: 13-15 cm

Vleugel/Wing/Flügel/Aile: 91-101 mm
Staart/Tail/Schwanz/Queue: 55-58 mm
Poot/Tarsus/Bein/Tarse: 19-20 mm
Snavel/Culmen/Schnabel/Bec: 10-11 mm (from feathers)
Gewicht/Weight/Gewicht/Poids: 23-28 g

Verspreidingsgebied en biotoop

Pyrgilauda ruficollis isabellina Stegmann, 1932

Leefgebied: noord Tibetan Plateau van oost Kunlun Shan en Altun Shan oost tot west Qilian Mts.


Pyrgilauda ruficollis ruficollis ( Blanford, 1871) = nominaat

Leefgebied: zuid & oost Tibetan Plateau oost tot centraal China (zuidwest Qinghai en west Sichuan), zuid tot noord Himalaya gebergte (noord Nepal oost tot Sikkim).

 

De roodhalssneeuwvink komt in hoog gelegen, dorre steenachtige steppen of met gras begroeide plateaus of hellingen voor.Meestal in rotsachtige ravijnen tussen 3800 m en 5000 m hoogte, waar deze vink broedt in holen van Himalaya-muishazen of fluithazen / pikas (Ochotona melanostoma). Ook gebruiken deze sneeuwvinken de gaten en spleten in de rotsen als nestplaats.

 

Huisvesting

 

Sociale eigenschappen

 

Voeding

De roodhalssneeuwvink loopt snel tijdens het foerageren naar voedsel. Deze vink voedt zich voornamelijk met zaden van grassen, dwerg- en onvolgroeide alpineplanten. (planten uit het hooggebergte; grassen en kruidachtige planten)

Voortplanting

 

 

 

* Naam van de eerste auteur die deze vogelsoort een wetenschappelijke naam gaf, en het jaar waarin dat gebeurde.
Is de eerste wetenschappelijke naam nadien gewijzigd, dan staat de auteursnaam en het jaartal tussen haakjes.