Bleke Rotsmus
Carpospiza brachydactyla

Algemeen

English: Pale Rock-Finch, Pale Petronia, Pale Rock Sparrow
Deutsch: Fahlsperling
Français: Moineau pâle, Moineau brachydactyle, Moineau soulcie pâle
Taxanomie: Petronia brachydactyla Bonaparte, 1850*, "Abyssinia, Arabia" = Kunfuda, western Arabia.

Uiterlijke kenmerken

De bleke rotsmus is een slanke onopvallende vogel, zandkleurig tot grijs met lange vleugels en een bleke, korte, stevige snavel. De wenkbrauwstreep is licht net als de keel, waar een uiterst smalle donkere (keel) baardstreep doorheen loopt. De bleke rotsmus heeft ook een bleke geelbruine snorachtige streep. De stuit van de bleke rotsmus is bleek lichtbruin van kleur, vooral op de flanken. Naar de buik toe wordt deze lichtbruine kleur lichter tot zelfs vuilwit. In zijn vlucht lijkt de bleke rotsmus op een leeuwerik (die zingend, vrijwel recht omhoog de lucht in vliegt tot hij niet meer te zien is) Het mannetje en vrouwtje zijn gelijk in uiterlijk. Een juveniel ziet eruit als een adult, maar bleker en heeft donkere uiteindes en donkere randen rondom de snavel.

 

Grootte/Size/Größe/Taille: 13,5-14,5 cm
Vleugel/Wing/Flügel/Aile: 90-102 mm (male) 86-94 mm (female)
Staart/Tail/Schwanz/Queue: 42-52 mm
Poot/Tarsus/Bein/Tarse: ...... mm
Snavel/Culmen/Schnabel/Bec: 12,5-13,5 mm
Gewicht/Weight/Gewicht/Poids: 21-25 g

Monotypisch

De bleke rotsmus is monotypisch; dwz er zijn geen ondersoorten bekend.

 

Verspreidingsgebied en biotoop

Leefgebied: De bleke rotsmus broedt in zuidoost Turkije en het noorden van het Midden Oosten. Soms is deze mus ook aanwezig in Saoedi Arabië, Verenigde Arabische Emiraten, van oost Armenië tot Iran, Turkmenistan en west Afghanistan.

 

 

De bleke rotsmus leeft op met gras begroeide vlaktes en/of hellingen met rotspartijen. Ook wordt deze rotsmus aangetroffen in droge stenige semi-woestijnen en wadi's (rivierdal in droge gebieden).

Huisvesting

 

Sociale eigenschappen

 

Voeding

De kleine rotsmus foerageert op de grond, door te zoeken tussen de takken en bladeren op bomen naar kleine zaden en insecten.
De kleine zaden bestaan uit een variëteit van graszaden en andere kleine onkruidzaden, maar ook gierst en andere zaad dragende gewassen van de tuinbouwteelt. 

Voortplanting

 

 

* Naam van de eerste auteur die deze vogelsoort een wetenschappelijke naam gaf, en het jaar waarin dat gebeurde.
Is de eerste wetenschappelijke naam nadien gewijzigd, dan staat de auteursnaam en het jaartal tussen haakjes.