Kameroen- of Foniostaalvink
Vidua camerunensis

Algemeen

English: Cameroon Indigobird, Cameroon Green Indigobird, Fonio Indigobird
Deutsch: Kamerunwitwe, Kamerun-Atlaswitwe
Français: Combassou du Cameroun
Taxanomie: Hypochera chalybeata camerunensis Grote, 1922*, between Nola and Mbaika = Central African Republic.

 

De Kameroen staalvink of Foniostaalvink vormt de uitzondering op praktisch alle regels die we kennen bij de groep der staalvinken. De naamgeving van de staalvinken is doorgaans gebaseerd op de uiterlijke kenmerken van de soort, dan wel duidende op de soort waardvogel die de soort prefereert. De Nederlandse, Engelse en wetenschappelijke naam van de Kameroen staalvink lijken allen aan te geven dat de soort in Kameroen voor komt. Dat is ook wel zo, al komt het merendeel van de populatie voor in landen buiten Kameroen. Het overgroot deel van de populatie is bijvoorbeeld te vinden in de Centraal Afrikaanse Republiek.
Kijken we naar de waardvogels van deze soort, dan kunnen we ook hierover geen aanduiding vinden in de naamgeving. De Kameroen staalvink lijkt zelf ook gen keuze te kunnen maken aangezien de soort afwijkt van andere staalvinken door maarliefst vier soorten waardvogels te gebruiken. Doorgaans gebruiken staalvinken amaranten (Lagnosticta sp.) als waardvogels. De Kameroen staalvink gebruikt waardvogels uit drie geslachten.

De waardvogels van de Kameroen staalvink zijn:

  • Bruine druppelstrilde (Clytospiza monteiri)
  • Dybowski astrilde (Euschistospiza dybowskii)
  • Zwartbuik amarant (Lagnosticta rara)
  • Donkerrode amarant (Lagnosticta rubricata)

Uiterlijke kenmerken

Onder de groep der Vidua–wida's valt ook de groep der staalvinken. Een groep bestaande uit 11 zeer gelijkende soorten. Over het algemeen zijn de mannen te onderscheiden door te kijken naar de combinatie van vleugeltekening, poot– en snavelkleur. De zang van de mannen is een kopie van de zang van diens waardvogelsoort. Op die manier is tevens te achterhalen met welke soort we te maken hebben. De poppen van de verschillende soorten staalvinken zijn zelfs in de hand eigenlijk niet te onderscheiden.

 

Mannen van de Kameroen staalvink hebben een zwart verenkleed in prachtkleed, met alleen een blauwe metaalglans. De vleugels zijn bruin, uitgezonderd de zwarte vleugeldekveren. Als de vogel in rusthouding zit, met ineengevouwen vleugels, loopt de bruine streep (gevormd door de bruine handpennen) door tot aan de vleugelbocht. De staart is zwart, zowel de boven als onderkant. De poten zijn lichter roze en de snavel is wit.
Buiten het broedseizoen hebben de mannen een verenkleed dat sterk overeenkomt met dat van de poppen. Het is vaak moeilijk waar te nemen, maar mannen hebben een iets meer staande houding dan de poppen.
De poppen van de Kameroen staalvink zijn zeer moeilijk te onderscheiden van andere staalvink–soorten. Een duidelijke omschrijving van kenmerken ontbreekt dan ook helaas. Jonge staalvinken lijken, na het uitvliegen, sterk in kleur en tekening op de pop. Echter ontbreken de zwarte strepen die over de kop lopen. De jonge staalvinken zijn wel duidelijk te onderscheiden van de jongen van de gastouders. Dit in tegenstelling dus tot de wida's uit het geslacht Vidua.
De Kameroen staalvink meet 10 centimeter, zowel man als pop.

 

Bij twijfel of navraag over het geslacht van uw eigen vogels, kan u altijd de Werkgroep voor Ploceidae raadplegen.

Monotypisch

De Kameroen- of Finiostaalvink is monotypisch; dwz geen ondersoorten.

Verspreidingsgebied en biotoop

Leefgebied: Guinea-Bissau, zuid Mali, Guinea, noord Sierra Leone, Ivoorkust, Ghana, Togo, Nigeria, west en centraal Kameroen, zuid Tsjaad, Centraal Afrikaanse Republiek, zuid Soedan, noordoost en west DRCongo (Uele, Equateur, Bandundu), en oost PRCongo (N'gabé).

 

De Kameroen staalvink heeft een gefragmenteerd verspreidingsgebied, maar ondanks dit versnipperde verspreidingsgebied, zijn er geen ondersoorten. Het is onbekend aan wat voor habitattypes de Kameroen staalvink de voorkeur geeft. Het wordt verwacht dat de soort te vinden is op graslanden, landbouwgebieden en savannes.

Huisvesting

De huisvesting van staalvinken wordt hoofdzakelijk afgesteld op de eisen die de waardvogels van de staalvink–soort stellen. Zo is ook het geval bij de Kameroen staalvink. Het verblijf van de Kameroen staalvink dient ingericht te worden als één die bestemd is voor het houden van astrildes in koloniekweek.
Men kan de Kameroen staalvink tegemoet komen in de in richting van de volière door de bodem van de volière vrij te houden zodat de mannen kunnen baltsen en de vogels hier kunnen foerageren. Staalvinken brengen veel tijd door op de grond, op zoek naar voedsel. De bodem van de voliere kan daarom bedekt worden met een zandlaag.
De volière kan ingericht worden met lagere en middelhoge siergrassen, een beperkt aantal dichte struiken van middelgroot en groot formaat. Dit kan in de vorm van buxus of taxus, maar ook grote laurierstruiken volstaan hierin. Plaats de struiken met name aan de randen van de volière zodat er voldoende grondoppervlak vrij blijft voor het foerageren. De grassen dienen verspreid te worden over de volière.
Door de struiken en takken op verschillende plaatsen in de volière te plaatsen creëert men territoria voor de mannen en wordt de kans op onderlinge agressie in het broedseizoen geminimaliseerd. Indien dit principe wordt toegepast, waarbij men de staalvinken als groep wil huisvesten, is een ruime volière een echte vereiste. Biedt een territorium van minimaal drie tot vier vierkante meter per gehouden man.
Staalvinken zijn niet erg sterk en kunnen het beste tijdens de wintermaanden binnenshuis overwinteren. Hetzelfde geldt eigenlijk voor de gastouders. Wanneer de vogels in de buitenvolière verblijven, dient er ten alle tijden toegang te zijn tot een droog en tochtvrij nachthok.

Sociale eigenschappen

De Kameroen staalvink is een polygame soort. De man wordt dan ook het beste gehouden in het gezelschap van meerdere poppen. De mannen verdedigen, in het broedseizoen en de aanvang hiervan, hun territorium vel. Het is daarom af te raden om meerdere mannen tezamen te huisvesten. Indien men dit toch wil proberen, is een zeer ruime volière met zorgvuldig geplaatste beplanting de enige oplossing. Staalvinken zijn verder vriendelijke vogeltjes die met de meeste soorten astrildes prima samengehouden kunnen worden, zo ook de Kameroen staalvink.
Als men zich op de kweek van deze soort wil toeleggen, dan is het aan te bevelen om de soort in een volière te plaatsen met alleen zijn gastoudersoort. Dat is voor de Kameroen staalvink makkelijker gezegd dan gedaan. Er moet eerst naar de zang van de man(nen) geluisterd worden om op basis van de zang de juiste waardvogel te kunnen selecteren. De zang van de man is namelijk een imitatie van de zang van de waardvogel, zoals de man heeft geleerd van de man van de waardvogel. De waardvogels van de Kameroen staalvink zijn de bruine druppelstrilde, Dybowski astrilde, zwartbuik amarant en de donkerrode amarant.
Een verhouding van één man op één pop, tezamen met een aantal exemplaren van de gastoudersoorten, is ook al voldoende om de soort tevreden te stellen. Ze trekken in nauw verband op met de waardvogels.
Houdt er tevens rekening mee dat de Kameroen staalvinken eieren kapot pikken bij de gastoudersoort, alsook andere soorten vogels, zoals we dit gedrag kennen bij de wida's uit het geslacht Vidua.
Door het gelijkend uiterlijk van de poppen, alsook de kans op het kruisen van soorten, is het beter om geen verschillende soorten staalvinken tezamen te houden in één volière.

Voeding

In de natuur foerageren staalvinken voornamelijk op de grond en eten ze voornamelijk graszaden, met een minimale aanvulling van wat kleine insecten als mieren en termieten, alsook diens eieren.
De voeding van staalvinken in avicultuur is voor de meeste soorten zeer vergelijkbaar, dan wel hetzelfde. In de volière geven we de vogels een basis van gemengd tropenzaad. Zie ook het speciale mengsel voor Ploceidae als voorbeeld van een degelijk zaadmengsel. Houdt er echter rekening mee dat de grovere zaden weggelaten kunnen worden voor deze kleine vogelsoort. Deze kunnen vervangen worden door bijvoorbeeld graszaden.
Eivoer moet voornamelijk in het broedseizoen verstrekt worden. Zowel grit, maagkiezel als sepia mogen niet in het dieet van deze vogels ontbreken en moeten verstrekt worden zodat de vogel er naar genoegen van op kan nemen. Insecten die verstrekt kunnen worden zijn buffalowormen en miereneieren.
In de rust periode moet deze soort op een zeer beperkt menu gehouden worden. Men biedt de vogels een natuurlijk voedingspatroon door de vogels in de rust een zaadmengsel voor te zetten van 20% gemengd tropisch zaad en 80% millet. In de rusttijd geeft men de vogels helemaal geen eivoer. Deze variatie op het menu is een vervanging van de natuurlijke voedselschaarste in de droge periodes, zoals de vogels deze kennen in het wild.
In de rui periodes geeft men eens per drie dagen eivoer. Als de vogels in broedstemming zijn (en de gastouders broeden), geeft men de vogels geen levend voer en eens per drie dagen eivoer. Twee dagen voordat de eieren uitkomen geeft u de vogels dagelijks eivoer, aangevuld met levend voer.

Voortplanting

Als men met tot kweken wil komen met wida's en staalvinken, zal men eerst een aantal andere zaken op orde moeten hebben. Om te beginnen de waardvogels. Zoals in de rubriek “Sociale Eigenschappen” al is uitgelegd, moet de juiste waardvogelsoort geselecteerd worden.
Om tot een succesvolle kweek te komen moet de huisvesting hoofdzakelijk afgestemd zijn op de wensen van de gastoudersoort. Dan moeten de Kameroen staalvinken in broedstemming gebracht worden, synchroon lopend aan het kweekseizoen van de gastouders.
De voeding is, niet alleen bij de gastouders, ook van belang om de staalvinken in stemming te krijgen voor de voortplanting.
Kijk hiervoor ook bij de huisvesting en voeding, zoals eerder beschreven in dit artikel.

 

Er is zeer weinig bekend omtrent de specifieke eigenschappen aangaande de voortplanting van deze soort. Verwacht wordt dat de poppen van de Kameroen staalvink hun eieren leggen in series van één tot drie eieren, net als andere staalvink–soorten. Bij het leggen van hun ei pikken ze de eieren van de gastouders kapot. Dit gedrag is echter zeer goed te verklaren en zelfs een goed teken. De staalvinken, behorende tot de groep van Vidua–wida's, zijn parasitaire vogels. Dit houdt in dat de pop van de staalvink haar ei legt in het nest van een gastouder. Dit doet ze in een nest waarin de gastouder zelf die dag een vers ei gelegd heeft. De Kameroen staalvink zal vervolgens haar ei in het nest van de waardvogels bij leggen zodat ze ervan gegarandeerd is, dat de broedduur voor haar gelegde ei, lang genoeg is voor het embryo om uit te komen. Ze pikt het ei stuk van de gastouder om ervoor te zorgen dat haar ei meer overlevingskansen heeft en genoeg voer zal krijgen als het eenmaal uitgekomen is.
De eieren van staalvinken komen doorgaans na 11 á 12 dagen uit. De bektekening van de nestjongen lijkt dan nog sterk op dat van de jongen van de gastouders.
De jongen vliegen na ongeveer 18 dagen uit en zijn dan goed te onderscheiden van de gastoudersoort. De jongen worden na het uitvliegen nog twee weken gevoerd door de gastouders.

 

Het geslacht is bij net uitgevlogen vogels moeilijk te bepalen. De mannen “staan” meer, waar de poppen wat “doorgezakt” op de zitstokken zitten. Dit is meer richtlijn dan regel. Geduld of sexen met behulp van DNA is de enige oplossing voor en geslachtsbepaling met absolute zekerheid.
De jonge mannen komen pas na twee jaar in een gevorderd prachtkleed. De poppen schijnen na een jaar al geslachtsrijp te zijn. Dit in tegenstelling dus tot de mannen.

De vogels kunnen geringd worden met ringmaat 2.5.

 

Het kweken met wida's en staalvinken is alles behalve makkelijk, maar zal een uitdaging vormen voor iedere gevorderde kweker. Een kweek met vallen en opstaan, maar één die zeer veel voldoening zal geven als deze slaagt.

 

* Naam van de eerste auteur die deze vogelsoort een wetenschappelijke naam gaf, en het jaar waarin dat gebeurde.
Is de eerste wetenschappelijke naam nadien gewijzigd, dan staat de auteursnaam en het jaartal tussen haakjes.