Groene staalvink of groene atlasvink
Vidua funerea

Algemeen

English: Variable Indigobird, Black Indigobird, Black Widowfinch, Dusky Indigobird, Nigerian Indigo Finch, White-fronted Indigobird
Deutsch: Purpiur-Atlaswitwe, Mohrenwitwe, Gongola-Atlaswitwe, Purpuratlaswitwe
Français: Combassou noir, Combassou variable, Combassou varié
Taxanomie: Fringilla funerea Tarragon, 1847*, Natal, South Africa.

Uiterlijke kenmerken

Onder de groep der Vidua–wida's valt ook de groep der staalvinken. Een groep bestaande uit 11 zeer gelijkende soorten. Over het algemeen zijn de mannen te onderscheiden door te kijken naar de combinatie van vleugeltekening, poot– en snavelkleur. De zang van de mannen is een kopie van de zang van diens waardvogelsoort. Op die manier is tevens te achterhalen met welke soort we te maken hebben. De poppen van de verschillende soorten staalvinken zijn zelfs in de hand eigenlijk niet te onderscheiden.
De naamgeving van de staalvinken is doorgaans gebaseerd op de uiterlijke kenmerken van de soort, dan wel duidende op de soort waardvogel die de soort prefereert. In het geval van de groene staalvink is de naam echter misleidend, dan misschien zelfs wel foutief. De naam lijkt te duiden op de uiterlijke kenmerken van deze soort. Een groene metaalglans misschien? Niets van dit alles.
Mannen van de groene staalvink hebben een zwart verenkleed in prachtkleed, met een blauwpaarse metaalglans. De poten, bij de nominaatvorm, zijn oranje. Ook de nagels lijken deze kleur te hebben. De snavel is zilverwit. De pootkleur van de andere ondersoort, Vidua funerea nigerrima, is zilver met een enigszins paarstint. De snavel is wel dezelfde kleur. De vleugels zijn bruin, maar de dekveren zijn zwart. De staart is zwart.
Buiten het broedseizoen hebben de mannen een verenkleed dat sterk overeenkomt met dat van de poppen. Het is vaak moeilijk waar te nemen, maar mannen hebben een iets meer staande houding dan de poppen.
De poppen van de groene staalvink zijn zeer moeilijk te onderscheiden van andere staalvink–soorten. Een duidelijke omschrijving van kenmerken ontbreekt dan ook helaas.
Jonge staalvinken lijken, na het uitvliegen, sterk in kleur en tekening op de pop. Echter ontbreken de zwarte strepen die over de kop lopen. De jonge staalvinken zijn wel duidelijk te onderscheiden van de jongen van de gastouders. Dit in tegenstelling dus tot de wida's uit het geslacht Vidua.
De groene staalvink meet 10 centimeter, zowel man als pop.

 

Man / Male

 

 

Pop / Female

 

 

 

Bij twijfel of navraag over het geslacht van uw eigen vogels, kan u altijd de Werkgroep voor Ploceidae raadplegen.

Ondersoorten

De groene staalvink heeft binnen het verspreidingsgebied twee ondersoorten:

 

Vidua funerea nigerrima ( Sharpe, 1871*)

Deze ondersoort is zilver met een enigszins paarstint. De snavel is ook zilverwit. De vleugels zijn bruin, maar de dekveren zijn zwart. De staart is zwart.


Leefgebied: west Kenia, Tanzania, zuid en zuidoost DRCongo, noord Angola, Zambia, Malawi, Mozambique (behalve extreem zuid) en oost Zimbabwe.

 

Vidua funerea funerea ( Tarragon, 1847*) = nominaat

De nominaat heeft een zwart verenkleed in prachtkleed, met een blauwpaarse metaalglans. De poten, bij de nominaatvorm, zijn oranje. Ook de nagels lijken deze kleur te hebben. De snavel is zilverwit.


Leefgebied: noord en oost Zuid-Afrika, Swaziland en extreem zuid Mozambique (zuid van de Limpopo rivier).

Verspreidingsgebied en biotoop

Binnen het verspreidingsgebied geeft de soort de voorkeur aan hoger gelegen gebieden. De groene staalvink is daar vooral te vinden in bosgebieden, beboste rivieroevers, graslanden, landbouwgebieden met minimale activiteit van mensen en incidenteel wordt de groene staalvink waargenomen in tuinen. 

Huisvesting

De huisvesting van staalvinken wordt hoofdzakelijk afgesteld op de eisen die de waardvogels van de staalvink–soort stellen. Zo is ook het geval bij de groene staalvink. De waardvogel van de groene staalvink is de donkerrode amarant (Lagnosticta rubricata).
Echter kan men de groene staalvink tegemoet komen door de bodem van de volière vrij te houden zodat de mannen kunnen baltsen en de vogels hier kunnen foerageren. Staalvinken brengen veel tijd door op de grond, op zoek naar voedsel.
De meeste staalvinken geven weinig om beplanting, maar de groene staalvink is in de natuur veel te vinden in beboste gebieden. Het is voor deze soort dan ook aan te raden om wat flinke struiken te plaatsen, wat kan in de vorm van buxus of taxus, maar ook grote laurierstruiken volstaan hierin. Plaatse de beplanting met name aan de randen van de volière zodat er voldoende grondoppervlak vrij blijft.
Door de takken op verschillende plaatsen in de volière te plaatsen creëert men territoria voor de mannen en wordt de kans op onderlinge agressie in het broedseizoen geminimaliseerd. Indien dit principe wordt toegepast, waarbij men de staalvinken als groep wil huisvesten, is een ruime volière een echte vereiste. Biedt een territorium van minimaal drie tot vier vierkante meter per gehouden man.
Staalvinken zijn niet erg sterk en kunnen het beste tijdens de wintermaanden binnenshuis overwinteren. Hetzelfde geldt eigenlijk voor de gastouders. Wanneer de vogels in de buitenvolière verblijven, dient er ten alle tijden toegang te zijn tot een droog en tochtvrij nachthok.

Sociale eigenschappen

De groene staalvink is een polygame soort. De man wordt dan ook het beste gehouden in het gezelschap van meerdere poppen. De mannen verdedigen, in het broedseizoen en de aanvang hiervan, hun territorium vel. Het is daarom af te raden om meerdere mannen tezamen te huisvesten. Indien men dit toch wil proberen, is een zeer ruime volière met zorgvuldig geplaatste beplanting de enige oplossing. Staalvinken zijn verder vriendelijke vogeltjes die met de meeste soorten astrildes prima samengehouden kunnen worden, zo ook de groene staalvink.
Als men zich op de kweek van deze soort wil toeleggen, dan is het aan te bevelen om de soort in een volière te plaatsen met alleen zijn gastoudersoort. De gastoudersoort van de groene staalvink is de donkerrode amarant (Lagnosticta rubricata).
Een verhouding van één man op één pop, tezamen met een aantal exemplaren van de gastoudersoorten, is ook al voldoende om de soort tevreden te stellen. Ze trekken in nauw verband op met de donkerrode amaranten.
Houdt er tevens rekening mee dat de groene staalvinken eieren kapot pikken bij de gastoudersoort, alsook andere soorten vogels, zoals we dit gedrag kennen bij de wida's uit het geslacht Vidua.
Door het gelijkend uiterlijk van de poppen, alsook de kans op het kruisen van soorten, is het beter om geen verschillende soorten staalvinken tezamen te houden in één volière.

Voeding

In de natuur foerageert de groene staalvink voornamelijk op de grond en eten ze voornamelijk zaden, met een minimale aanvulling van wat kleine insecten als mieren en termieten, alsook diens eieren. Van groene staalvinken is het zelfs bekent dat ze vliegende termieten uit de lucht vangen.
De voeding van staalvinken in avicultuur is voor de meeste soorten zeer vergelijkbaar, dan wel hetzelfde. In de volière geven we de vogels een basis van gemengd tropenzaad. Zie voor de voeding van deze soort ook het speciale mengsel voor Ploceidae. Eivoer moet voornamelijk in het broedseizoen verstrekt worden. Zowel grit, maagkiezel als sepia mogen niet in het dieet van deze vogels ontbreken en moeten verstrekt worden zodat de vogel er naar genoegen van op kan nemen. Insecten die verstrekt kunnen worden zijn buffalowormen en miereneieren.
In de rust periode moet deze soort op een zeer beperkt menu gehouden worden. Men biedt de vogels een natuurlijk voedingspatroon door de vogels in de rust een zaadmengsel voor te zetten van 20% gemengd tropisch zaad en 80% millet. In de rusttijd geeft men de vogels helemaal geen eivoer. Deze variatie op het menu is een vervanging van de natuurlijke voedselschaarste in de droge periodes, zoals de vogels deze kennen in het wild.
In de rui periodes geeft men eens per drie dagen eivoer. Als de vogels in broedstemming zijn (en de gastouders broeden), geeft men de vogels geen levend voer en eens per drie dagen eivoer. Twee dagen voordat de eieren uitkomen geeft u de vogels dagelijks eivoer, aangevuld met levend voer.

Voortplanting

Als men met tot kweken wil komen met wida's en staalvinken, zal men eerst een aantal andere zaken op orde moeten hebben. Om te beginnen de waardvogels. De groene staalvinken hebben gastouders in de vorm van donkerrode amaranten, die hun eieren uitbroeden.
Om tot een succesvolle kweek te komen moet de huisvesting dus hoofdzakelijk afgestemd zijn op de wensen van de gastoudersoort. Dan moeten de groene staalvinken in broedstemming gebracht worden, synchroon lopend aan het kweekseizoen van de gastouders. De voeding is, niet alleen bij de gastouders, ook van belang om de staalvinken in stemming te krijgen voor de voortplanting.
Kijk hiervoor ook bij de huisvesting en voeding, zoals eerder beschreven in dit artikel.

 

Poppen van de groene staalvink leggen, net als andere staalvink–soorten, series van één tot drie eieren. Bij het leggen van hun ei pikken ze de eieren van de gastouders kapot. Dit gedrag is echter zeer goed te verklaren en zelfs een goed teken. De staalvinken, behorende tot de groep van Vidua–wida's, zijn parasitaire vogels. Dit houdt in dat de pop van de staalvink haar ei legt in het nest van een gastouder. Dit doet ze in een nest waarin de gastouder zelf die dag een vers ei gelegd heeft. In het geval van de groene staalvinken, pikt de pop alle eieren stuk die ze in het nest van de waardvogels aantreft.
De groene staalvink legt haar ei vervolgens in het nest zodat ze ervan gegarandeerd is, dat de broedduur voor haar gelegde ei, lang genoeg is voor het embryo om uit te komen. Ze pikt het ei stuk van de gastouder om ervoor te zorgen dat haar ei meer overlevingskansen heeft en genoeg voer zal krijgen als het eenmaal uitgekomen is.
De eieren komen na 11 á 12 dagen uit. De bektekening van de nestjongen lijkt dan nog sterk op dat van de jongen van de gastouders. De jongen vliegen na ongeveer 18 dagen uit en zijn dan goed te onderscheiden van de gastoudersoort. De jongen worden na het uitvliegen nog twee weken gevoerd door de gastouders, waarna de jongen op gaan vliegen met andere groene staalvinken.

 

Het geslacht is bij net uitgevlogen vogels moeilijk te bepalen. De mannen “staan” meer, waar de poppen wat “doorgezakt” op de zitstokken zitten. Dit is meer richtlijn dan regel.
Geduld of sexen met behulp van DNA is de enige oplossing voor en geslachtsbepaling met absolute zekerheid.
De jonge mannen komen pas na twee jaar in een gevorderd prachtkleed. De poppen schijnen na een jaar al geslachtsrijp te zijn. Dit in tegenstelling dus tot de mannen.

De vogels kunnen geringd worden met ringmaat 2.5.

 

Het kweken met wida's en staalvinken is alles behalve makkelijk, maar zal een uitdaging vormen voor iedere gevorderde kweker. Een kweek met vallen en opstaan, maar één die zeer veel voldoening zal geven als deze slaagt.

 

* Naam van de eerste auteur die deze vogelsoort een wetenschappelijke naam gaf, en het jaar waarin dat gebeurde.
Is de eerste wetenschappelijke naam nadien gewijzigd, dan staat de auteursnaam en het jaartal tussen haakjes.