Zwartkeelprachtwever
Malimbus cassini

Algemeen

English: Black-throated Malimbe, Cassin’s Malimbe
Deutsch: Cassinweber
Français: Malimbe de Cassin, Malimbe à gorge noire, Tisserin-malimbe de Cassin
Taxanomie: Sycobius cassini Elliot, 1859*, Gabon.

Uiterlijke kenmerken

De zwartkeelprachtwever vertoond veel uiterlijke gelijkenis met andere prachtwevers. Zo lijkt de man sterk op de Ibadan prachtwever (Malimbus ibadanensis) en de schildprachtwever (Malimbus scutatus). De pop is in uiterlijke kenmerken identiek aan de pop van de roodkruinprachtwever (Malimbus coronatus). De jongen vertonen gelijkenis met die van de schildprachtwever.
De man heeft een overwegend zwart verenkleed. De borst, middenborst, zijborst, zijhals, achterhals, kruin en voorhoofd zijn rood. De helft van de mantel is eveneens rood. De keel, teugel en oorstreek zijn weer zwart en vormen een zwart masker. De poten en snavel zijn zwart. De man van de zwartkeelprachtwever heeft een zwarte anaalstreek en onderscheid zich daarmee van de schildprachtwever, welke een rode anaalstreek heeft. De Ibadan prachtwever heeft een inkeping van het rode verenkleed op de borst, terwijl dit bij de zwartkeelprachtwever is afgerond.
De pop is egaal zwart. Ook haar poten en snavel zijn zwart. In formaat en kleur is ze identiek aan de pop van de roodkruinprachtwever. Tot op heden is er niet genoeg informatie over beide soorten bekent om een duidelijk verschil van uiterlijke kenmerken te kunnen geven. Vermoed wordt dat de oogkleur van de zwartkeelprachtwever zeer donker bruin is en naar zwart neigt. De roodkruinprachtwever pop zou lichter bruine ogen hebben.
Mannelijke jongen van de zwartkeelprachtwever zijn vaal zwart. Ze hebben een oranjerode tekening op de borst, middenborst, zijborst, keel, oorstreek, kruin en voorhoofd. De nek is nog vaal zwart, maar wordt na de jeugdrui ook rood, net als de oranjerode delen. Jonge zwartkeelprachtwever mannen onderscheiden zich van schildprachtwever jongen omdat ze een oranjerode oorvlek hebben. Bij jonge schildprachtwevers is de oorvlek zwart.
Jonge zwartkeelprachtwever poppen zijn vaal zwart, maar bij hen ontbreekt de oranjerode tekening.

Monotypisch

De zwartkeelprachtwever is monotypisch; dwz geen ondersoorten.

Verspreidingsgebied en biotoop

De zwartkeelprachtwever heeft een beperkt verspreidingsgebied. De soort wordt aangetroffen in de tropische bossen van de Centraal Afrikaanse Republiek, DRC, Equatoriaal Guinee, Gabon, Kameroen en Kongo. Het is onzeker of de soort ook aanwezig is in Ghana.
Ze bevinden zich in deze bossen in de bovenste lagen van het bos en houden zich dan ook vaak op in de boomtoppen van deze bossen.

 

Huisvesting

De prachtwevers vormen een groep die in de tropische delen van Afrika voorkomen, in dichte vochtige bossen. De temperatuurschommelingen zijn hier minimaal en temperatuur op zich is er vrij hoog. Het is daarom aan te bevelen om deze soorten alleen gedurende de warme zomermaanden toegang te geven tot een ruime buitenvolière. De rest van het jaar is het beter om de soort in verwarmde verblijven te huisvesten. Een tropische kas vormt hierin een perfecte oplossing. Dit geldt vooral voor vogels die nog niet geacclimatiseerd zijn. Het zijn sterke vogels, maar men moet er rekening mee houden dat ze gevoelig blijven voor lage temperaturen en temperatuurschommelingen.
Gezien de dichte begroeiing in het natuurlijke habitat, dienen we de verblijven van de prachtwevers zeer dicht te beplanten. In een tropische kas kan men dit doen met palmbomen, bananenplanten, klimplanten en andere hoge of hoogreikende soorten.
In de buitenvolière kunnen we de gaaspanelen/wanden laten begroeien met klimplanten alsHedera–soorten. Deze kan men tevens lang het dak leiden. In de volière dient men dichte planten te plaatsen met veel blad, zoals ligusters en laurierstruiken. De struiken dienen hoogreikend te zijn zodat de vogels ook in wat hogere delen van het verblijf, de beschutting op kunnen zoeken.
Naast een aantal grote weelderige kale takken, kan men ook wat verticale en diagonaal geplaatste takken plaatsen. Dit bevordert het natuurlijke foerageer gedrag van de vogels en zal de fysieke gesteldheid van de vogels ten goede komen.
Zorg voor diverse voederplaatsen in het verblijf en plaats deze liefst niet te dicht bij de grond, maar op een hoogte van minimaal 1,50 meter.

Sociale eigenschappen

Naast een gebrek aan beeldmateriaal van deze soort, is er ook zeer weinig bekent over de sociale structuur van de soort.
Aangenomen wordt dat de zwartkeelprachtwever een solitair, dan wel paarsgewijs levende soort is. Deze eigenschap dient in acht genomen te worden wanneer men deze soort in avicultuur heeft. Plaats nooit meer dan één koppel per verblijf, wat ook een gangbare eis is bij andere prachtwevers. Het is onbekend of de soort ook buiten het broedseizoen paarsgewijs leeft. Houdt de vogels buiten het broedseizoen daarom goed in de gaten en verwijder de pop wanneer er agressie getoond wordt door de man jegens de pop. De pop kan, wanneer dit zich voordoet, weer bijgeplaatst worden als de man aan nestbouw begint. Houdt er wel rekening mee, dat prachtwevers vaak een broedseizoen hebben dat wel zes maanden kan duren. Verwijder de pop dus niet meteen na het grootbrengen van een eerste nest. Er kunnen meer nesten volgen.
Zorg er tevens voor, dat wanneer men meerdere koppels gescheiden huisvest, de diverse koppels elkaar niet kunnen zien of horen. Dit zorgt voor verstoring en komt de eventuele kweek niet ten goede.
Prachtwevers zijn dominant als het op voer aankomt. Koppels verdragen elkaar doorgaans goed, maar het is toch beter om op verschillende plaatsen voer aan te bieden, zodat dominante individuen overige vogels niet bij het voer weghouden.
Het is aan te raden om de soort niet met andere Ploceidae samen te huisvesten. Dit in verband met de territoriumvorming van Ploceidae en zwartkeelprachtwevers. Dit geeft teveel conflict, met name in het broedseizoen. Zwartkeelprachtwevers kunnen prima samengehouden worden met grondvogels en tropische duiven, maar zorg wel voor gescheiden voederplaatsen zodat dominante zwartkeelprachtwevers minder dominante soorten niet bij het voer weghouden.

Voeding

Het dieet van de zwartkeelprachtwever bestaat voornamelijk uit insecten en vruchten. Vruchten vormen bij deze soort een kleiner aandeel van het dieet. Zaden worden door deze soort, in de natuur, niet opgenomen. Men kan deze soort dus rustig rekenen tot de vruchten– en insectenetende vogels, dit in tegenstelling tot vele andere Ploceidae.
De vogels eten een grote variëteit aan insecten, waaronder krekels, vlinders, rupsen en larven van insecten, maar ook spinnen. Zachtere zoete vruchten als banaan worden door deze vogels ook opgenomen.
In avicultuur kan men de vogels dus een gevarieerd dieet voorschotelen. Probeer een dieet op te stellen dat voor 75% bestaat uit insecten en voor 25% uit fruit. De insecten kunnen uiteraard aangevuld worden met insectenpaté of universeelvoer. Uiteraard moeten levende insecten de boventoon voeren in het voedselaanbod. Banaan, peer en appel zijn vruchten die men prima kan aanbieden voor deze soort.

Voortplanting

Tot op heden, 2011, zijn er van deze soort geen bevestigde verhalen bekent dat er succesvolle nakweek heeft plaatsgevonden in particuliere volières. Het is daarnaast onbekend of de soort überhaupt in Europese avicultuur gehouden is.
Het is daarom voor deze soort van uiterst belang te focussen op de sociale structuur en inrichting van de volière. Deze dient zoveel mogelijk in overeenstemming te zijn met de natuurlijke omstandigheden van de vogels.
De verzorger hoort een groot gevoel van verantwoordelijkheid te dragen wanneer hij/zij deze soort wil houden. Het is essentieel om zoveel mogelijk over deze soort te weten te komen, omdat er nog steeds zeer weinig over bekent is. Daarnaast zal de soort in avicultuur nooit talrijk worden, waardoor zeker rondom de voortplanting en eventuele uitwisseling veel zorg vereist is.

 

Om tot een succesvolle kweek te komen is allereerst een ruim verblijf nodig, ingericht op basis van de natuurlijke habitat kenmerken die deze soort in de natuur verkiest. De meeste kans op kweeksucces is te behalen in een verwarmde kas, dichtbegroeid en met beplanting aan het dak. De vogels broeden in de natuur in boomtoppen. Hiertoe moet de vogels dus de gelegenheid worden geboden.
Het nest wordt gebouwd van fijne materialen als kokosvezel en strips van bladeren. Er moet een zeer ruim aanbod van nestmaterialen zijn, aangezien de nesten tamelijk groot zijn en veel materiaal vereisen in de bouw. Het is een bolvormig nest met een verticale tunnel als entree, welke wel 50 tot 60 centimeter lang kan worden!
Men kan in een verwarmde omgeving het gehele jaar door nesten verwachten van deze soort, al houdt de soort zich doorgaans aan een broedseizoen dat ongeveer 6 maanden kan duren. Er dient dus ook het gehele jaar nestmateriaal verstrekt te worden aan de man, zodat hij kan gaan bouwen wanneer hij in broedstemming raakt.
De nesten zijn bolvormig met een verticale buis als entree tot het nest. Het nest hangt, in de natuur, op grote hoogte. Soms wel meer dan 25 meter boven de grond. Het wordt doorgaans gebouwd boven een kleine open plaats in het bos. De vogels verwijderen bladeren in de omgeving van het nest en van de tak waaraan het nest hangt.
De pop legt twee eieren welke na ongeveer twee weken uitkomen. Alleen de pop bebroedt de eieren. De jongen worden hoofdzakelijk gevoerd met insecten en dit gebeurt door beide ouders. Hiervoor kunnen allerhande insecten aangeboden worden, waaronder buffalowormen, wasmotlarven en kleinere krekels. Ook na het uitvliegen helpt de man nog wel met het begeleiden en voeren van de jongen. De pop levert echter de grootste bijdrage in het groot brengen van de jongen. De jongen dienen, zodra ze zelfstandig zijn, snel te worden uitgevangen uit het verblijf van de ouders. De ouders accepteren de aanwezigheid van de jongen namelijk niet zodra ze een nieuw nest willen beginnen. Het broedseizoen van deze soort duurt, in de natuur, ongeveer 6 maanden per jaar. Houdt er in avicultuur dus rekening mee dat er meerdere rondes gekweekt kan worden met deze soort bij optimale omstandigheden. Afhankelijk van de sociale structuur, kan het noodzakelijk zijn dat als er geen nieuw legsel komt, dat de pop ook uitgevangen te worden en vervolgens gescheiden van de man te worden gehuisvest. Het is namelijk onduidelijk of de man de pop accepteert buiten het broedseizoen omdat de soort dan bijvoorbeeld solitair leeft. Houdt hier dus een extra oogje in het zeil.
De nesten moeten het hele jaar blijven hangen, aangezien de vogels er in slapen buiten het broedseizoen. Er wordt niet gebroed in hetzelfde nest.

 

* Naam van de eerste auteur die deze vogelsoort een wetenschappelijke naam gaf, en het jaar waarin dat gebeurde.
Is de eerste wetenschappelijke naam nadien gewijzigd, dan staat de auteursnaam en het jaartal tussen haakjes.