Roodkeelprachtwever
Malimbus nitens

Algemeen

English: Gray's Malimbe, Blue-billed Malimbe
Deutsch: Rotkehlweber, Rotkopf-Prachtweber
Français: Malimbe à bec bleu, Tisserin-malimbe à bec bleu
Taxanomie: Ploceus nitens J. E. Gray, 1831*, Sierra Leone.

Uiterlijke kenmerken

Deze soort is onmiskenbaar, zelfs ondanks dat de meeste prachtwevers (Malimbus–soorten) dezelfde kleuren dragen. Zowel de Engelse als Nederlandse naam van deze soort geven een beschrijving met opvallende uiterlijke kenmerken van deze soort.
De roodkeelprachtwever heeft een overwegend zwart verenkleed, met uitzondering van zijn keel. De keel, middenborst en een stukje van de zijhals zijn rood van kleur. De kin is echter wel weer zwart. Het andere opvallende kenmerk van deze soort, is zijn blauwe snavel. Alle prachtwevers hebben een zwarte snavel, behalve de roodkeelprachtwever.
In tegenstelling tot andere prachtwevers, lijken de geslachten bij de roodkeelprachtwever sterk op elkaar. Het enige verschil is dat de rode vlek bij de pop minder groot is en niet doorloopt tot op de keel, maar zich beperkt tot de middenborst en zijhals. De snavel van de pop is ook blauw en net als bij de man is deze tamelijk lang en fors.
Jonge vogels zijn matter van kleur en niet zo sprekend zwart als de ouders. De borst is tevens nog niet rood van kleur, maar nog oranjebruin. Hetzelfde geldt voor de omgeving van de snavel en de keel. Deze zijn op latere leeftijd zwart van kleur, maar bij jonge vogels is deze oranjebruin van kleur. De snavel is nog zilvergrijs en de poten zijn hoornkleurig. De poten van volwassen roodkeelprachtwevers zijn zwart.
Roodkeelprachtwevers zijn forse wevers en meten 17 centimeter.
Een andere bijzondere eigenschap van de prachtwevers, waaronder dus de roodkeelprachtwever, zijn de staartveren. Deze zijn net als bij spechten en boomklevers voorzien van extra stevige pennen zodat de vogels op hun staart kunnen leunen wanneer zij langs verticale takken en boomstammen op zoek zijn naar voedsel.

 

 

Monotypisch

De roodkeelprachtwever is monotypisch; dwz geen ondersoorten

Verspreidingsgebied en biotoop

De roodkeelprachtwever is een wijdverspreide soort welke voorkomt in Angola, Benin, Centraal Afrikaanse Republiek, DRC, Equatoriaal Guinee, Gabon, Guinee, Guinee–Bissau, Kameroen, Kongo, Nigeria, Oeganda, Senegal, Sierra Leone, Soedan en Togo. Daarnaast schijnt de soort voor te komen op enkele eilanden voor de kust van Kenia en Tanzania. Deze populaties zijn waarschijnlijk uitgezet en komen daar niet van oorsprong voor.
De roodkeelprachtwever is binnen dit verspreidingsgebied te vinden in subtropische en tropische bossen. Ze bevinden zich in deze bossen in de middelste en bovenste lagen van het bos. In tegenstelling tot de meeste andere prachtwevers, verlaat de roodkeelprachtwever de dichte bossen geregeld en is dan te vinden in meer open terreinen waaronder oliepalm plantages, moerassen, maar ook landbouwgebieden en savannes.

Huisvesting

De prachtwevers vormen een groep die in de tropische delen van Afrika voorkomen, in dichte vochtige bossen. De temperatuurschommelingen zijn hier minimaal en temperatuur op zich is er vrij hoog. Het is daarom aan te bevelen om deze soorten alleen gedurende de warme zomermaanden toegang te geven tot een ruime buitenvolière. De rest van het jaar is het beter om de soort in verwarmde verblijven te huisvesten. Een tropische kas vormt hierin een perfecte oplossing. Dit geldt vooral voor vogels die nog niet geacclimatiseerd zijn. Het zijn sterke vogels, maar men moet er rekening mee houden dat ze gevoelig blijven voor lage temperaturen en temperatuurschommelingen.
Gezien de dichte begroeiing in het natuurlijke habitat, dienen we de verblijven van de prachtwevers zeer dicht te beplanten. In een tropische kas kan men dit doen met palmbomen, bananenplanten, klimplanten en andere hoge of hoogreikende soorten.
In de buitenvolière kunnen we de gaaspanelen/wanden laten begroeien met klimplanten als Hedera–soorten. Deze kan men tevens lang het dak leiden. In de volière dient men dichte planten te plaatsen met veel blad, zoals ligusters en laurierstruiken. Naast een aantal grote weelderige kale takken, kan men ook wat verticale en diagonaal geplaatste takken plaatsen. Dit bevordert het natuurlijke foerageer gedrag van de vogels en zal de fysieke gesteldheid van de vogels ten goede komen.
Zorg voor diverse voederplaatsen in het verblijf en plaats deze liefst niet te dicht bij de grond, maar op een hoogte van minimaal 1,50 meter.

Sociale eigenschappen

Ondanks dat de meeste prachtwevers in de natuur worden waargenomen in groepen vogels van verschillende soorten, is de soort eigen solitair, dan wel paarsgewijs levend.
In avicultuur moet hier dan ook rekening mee gehouden worden. De sociale structuur van de roodkeelprachtwever is iets ingewikkelder dan die van de andere prachtwevers. Mannelijke prachtwevers leven buiten het broedseizoen solitair. Als het broedseizoen nadert beginnen ze met de nestbouw. Gedurende de bouw van het nest en daarna begint de man te baltsen om een pop te lokken. Zodra zich een paar heeft gevormd, blijft deze gedurende het broedseizoen bij elkaar en beide vogels laten geen andere vogels toe in hun territorium en zeker geen soortgenoten.
Voor vogels in avicultuur is het belangrijk dat deze gescheiden gehouden worden in het broedseizoen. Laat de vogels voor het samen plaatsen in één verblijf, eerst aan elkaar wennen door ze elkaar te laten zien en horen, maar gescheiden door een afzetting. Na het broedseizoen dient het koppel weer uit elkaar gehaald te worden. Houdt er wel rekening mee dat een succesvol koppel meerdere nesten groot brengt in een broedseizoen. Haal ze dus niet uit elkaar zodra er één nest is groot gebracht. De jongen dienen uitgevangen te worden zodra deze zelfstandig zijn. Het koppel accepteert de aanwezigheid van de jongen niet wanneer ze aan een nieuw nest gaan beginnen.
Het is aan te raden om de soort niet met andere Ploceidae samen te huisvesten. Dit in verband met de territoriumvorming van Ploceidae en prachtwevers. Dit geeft teveel conflict, met name in het broedseizoen. Prachtwevers kunnen prima samengehouden worden met grondvogels en tropische duiven, maar zorg wel voor gescheiden voederplaatsen zodat dominante roodkeelprachtwevers minder dominante soorten niet bij het voer weghouden.

Voeding

Het dieet van de roodkeelprachtwever bestaat voornamelijk uit insecten en vruchten. Vruchten vormen bij deze soort een kleiner aandeel van het dieet. Zaden worden door deze soort, in de natuur, niet opgenomen. Men kan deze soort dus rustig rekenen tot de vruchten– en insectenetende vogels, dit in tegenstelling tot vele andere Ploceidae.
De vogels eten een grote variëteit aan insecten, waaronder krekels, vlinders, rupsen en larven van insecten, maar ook spinnen. Zachtere zoete vruchten als banaan worden door deze vogels ook opgenomen.
In avicultuur kan men de vogels dus een gevarieerd dieet voorschotelen. Probeer een dieet op te stellen dat voor 75% bestaat uit insecten en voor 25% uit fruit. De insecten kunnen uiteraard aangevuld worden met insectenpaté of universeelvoer. Uiteraard moeten levende insecten de boventoon voeren in het voedselaanbod. Banaan, peer en appel zijn vruchten die men prima kan aanbieden voor deze soort.

Voortplanting

Tot op heden zijn er van deze soort geen bevestigde verhalen bekent dat er succesvolle nakweek heeft plaatsgevonden in particuliere volières. Het is daarnaast onbekend of de soort überhaupt in Europese avicultuur gehouden is.
Het is daarom voor deze soort van uiterst belang te focussen op de sociale structuur en inrichting van de volière. Deze dient zoveel mogelijk in overeenstemming te zijn met de natuurlijke omstandigheden van de vogels.
De verzorger hoort een groot gevoel van verantwoordelijkheid te dragen wanneer hij/zij deze soort wil houden. Het is essentieel om zoveel mogelijk over deze soort te weten te komen, omdat er nog steeds zeer weinig over bekent is. Daarnaast zal de soort in avicultuur nooit talrijk worden, waardoor zeker rondom de voortplanting en eventuele uitwisseling veel zorg vereist is.

 

Om tot een succesvolle kweek te komen is allereerst een ruim verblijf nodig, ingericht op basis van de natuurlijke habitat kenmerken die deze soort in de natuur verkiest. De meeste kans op kweeksucces is te behalen in een verwarmde kas, dichtbegroeid en met beplanting aan het dak. De vogels broeden in de natuur in boomtoppen. Hiertoe moet de vogels dus de gelegenheid worden geboden.
Het nest wordt gebouwd van fijne materialen als kokosvezel, wortels van planten en strips van palmbladeren. De nesten worden bevestigd aan de onderzijde van afhangende palmbladeren. Het nest is bolvormig en heeft een, voor prachtwevers, zeer kort tunnel, welke niet onder de nestbol uitkomt.
Men kan in een verwarmde omgeving het gehele jaar door nesten verwachten van deze soort, al houdt de soort zich doorgaans aan een broedseizoen dat ongeveer 6 maanden kan duren. Er dient dus ook het gehele jaar nestmateriaal verstrekt te worden aan de man, zodat hij kan gaan bouwen wanneer hij in broedstemming raakt.
De nesten zijn bolvormig met een verticale buis als entree tot het nest. Het nest hangt, in de natuur, op grote hoogte. Soms wel meer dan 25 meter boven de grond. Het wordt doorgaans gebouwd boven een kleine open plaats in het bos. De vogels verwijderen bladeren in de omgeving van het nest en van de tak waaraan het nest hangt.
De pop legt twee eieren welke na ongeveer twee weken uitkomen. Alleen de pop bebroedt de eieren. De jongen worden hoofdzakelijk gevoerd met insecten en dit gebeurt door beide ouders. Hiervoor kunnen allerhande insecten aangeboden worden, waaronder buffalowormen, wasmotlarven en kleinere krekels. Ook na het uitvliegen helpt de man nog wel met het begeleiden en voeren van de jongen. De pop levert echter de grootste bijdrage in het groot brengen van de jongen. De jongen dienen, zodra ze zelfstandig zijn, snel te worden uitgevangen uit het verblijf van de ouders. De ouders accepteren de aanwezigheid van de jongen namelijk niet zodra ze een nieuw nest willen beginnen. Het broedseizoen van deze soort duurt, in de natuur, ongeveer 6 maanden per jaar. Houdt er in avicultuur dus rekening mee dat er meerdere rondes gekweekt kan worden met deze soort bij optimale omstandigheden. Als er geen nieuw legsel komt, dient de pop ook uitgevangen te worden en gescheiden van de man te worden gehuisvest.
De nesten moeten het hele jaar blijven hangen, aangezien de vogels er in slapen buiten het broedseizoen. Er wordt niet gebroed in hetzelfde nest.

 

* Naam van de eerste auteur die deze vogelsoort een wetenschappelijke naam gaf, en het jaar waarin dat gebeurde.
Is de eerste wetenschappelijke naam nadien gewijzigd, dan staat de auteursnaam en het jaartal tussen haakjes.