Bruinruggoudmus
Passer luteus

Algemeen

English: Sudan Golden Sparrow
Deutsch: Braunrücken-Goldsperling
Français: Moineau doré, Moineau d'or du Soudan, Moineau jaune
Taxanomie: Fringilla luteus M. H. C. Lichtenstein, 1823*, Dongola, northern Sudan.

Uiterlijke kenmerken

Totale lengte 12 – 13 centimeter (4 3/4 – 5 Inch).
Vleugellengte man 60 – 70, vrouw 58 – 67mm.
Staartlengte man 46 – 50, vrouw 45 – 50mm.
Tarsus 17 – 18 mm.
Snavel (culmen) 10 – 11.5 mm.
Gewicht gemiddeld 14 gram.

 

Adulte man
Voorhoofd en kop tot nek plus het gezicht, keel, borst en buik zijn geel. Vaak pas in derde kalenderjaar het diepe geel. Mantel, rug en scapulars warmbruin. Stuit, geel in broedseizoen, daarbuiten grijs gezoomd. De bovenstaart dekveren zijn geelgrijs. De buik en de onderstaart dekveren zijn wit tot bleekgrijsbruin. De lichtgevorkte staart is bruin tot donkerbruin met lichterbruine zoming wat bij adulte mannetjes een lichte zweem op de staart vormt. De gele kop vormt een contrast met het zwarte oog en de in de broedtijd zwartgekleurde snavel. Buiten de broedperiode is de snavel meer hoornkleurig.
Grote en kleine bovenvleugel dekveren zijn zwart met witte/lichte zomen die 2 witte vleugelstrepen vormen. De grote slagpennen zijn zwart en hebben een lichte zoom. De kleine slagpenen zijn zwart met brede warmbruin/gelige/blekige zoon evenals de tertials. De slagpennen worden bedekt door donkere bovenvleugel dekveren met witte rand Bij overjarige mannen (ouder als 2e kalenderjaar) ligt er een lichtgrijze zweem over de slagpennen en de staartpennen wat gecombineerd met de warmbruine rug en het geel een contrastrijk gekleurde mus oplevert. De stuitveren zijn lichter bruin als het rugdek. De staartpennen zijn zwart en bruin gezoomd, staartpenpaar1 is grijzig met bruine zoom.
Poten vlees– tot hoornkleurig.

 

 

Adulte vrouw
Zandbruinige rugdelen met donkere streepjes, bleekgelige oogstreep, wat gelige keel en onderdelen. Vleugel vormt hetzelfde patroon als bij de adulte mannetjes maar in zijn geheel veel lichter zodat de vleugelstrepen veel minder opvallen.
Snavel roze–achtig in broedseizoen, meer grijs/hoornkleurig daarbuiten.

 

 

Juveniel
Tussen uitvliegen en de eerste gedeeltelijke ruit zijn de jongen erg bleke uitgaven van het vrouwtje. Zeker pas uitgevlogen exemplaren ogen erg bleek. Snavel erg bleek.
1e winter man; Als vrouwtje maar al donkerder staart en slagpennen en wat geler als adult vrouwtje. Deze mannetjes beginnen al warmbruine basis van veren te krijgen op jonge leeftijd. Het meest betrouwbare geslachtsonderscheid vormt echter de snavel die ook bij 1e winter mannetjes al zwarte punt vertoond en in zijn geheel donkerder is dan bij adulte vrouwtjes.  

Geluid

Typisch mussen getsjilp als roep en als zang, dan wel luider en continu. In de vlucht ook een tse–tse–tse (doet in de verte aan kleine barmsijs soms kneu denken). Als jongen uitgevlogen zijn is het getsjilp van het vrouwtje een andere hogere pitch, waarschijnlijk als waarschuwing aan de jongen.

Gedrag

Gedrag in natuurlijke situatie
Deze soort leeft in droge gebieden met spaarzame struik– en boombegroeiïng. Fourageren vindt hier plaats maar ook in volledig open gebieden (halfwoestijn). Hij vindt zijn voedsel voornamelijk op de grond maar kan in grashalmen/graanhalmen en andere begroeiïng fourageren. Insecten worden ook vliegend nagejaagd.
Buiten het broedseizoen komt hij veel voor in groepen van 10–100 tot wel 10.000 of 100.000(en) vogels. Vaak in gezelschap van zwartmaskerroodbekwever (Quelea quelea), ook wel geassocieerd met buffelwevers (Bubalornis), Ploceus wevers, Euplectes wevers (meest Euplectes orix fransiscanus en E. Afer), Spaanse mussen (Passer hispanoliensis) en diverse astrilden (Estrildidae).
De grootte van de vluchten wordt mede bepaald door het seizoen en de daaraan gekoppelde voedselsituatie. Bij goede voedselgebieden komen slaapplaatsen voor met wel een miljoen vogels (Niger) deze besloeg 800 ha.

 

Gedrag in avicultuur
In de volière zijn goudmussen ook sociale vogels die echter wel karaktervol zijn. Ze zijn veel in beweging en “druk”. In een kleinere volière is niet aan te raden ze te huisvesten bij kleine astrilden o.i.d. De goudmussen zullen wel gaan broeden maar de astrilden boeken slechte resultaten. Verder is geconstateerd dat in het broedseizoen de goudmussen ook echt gevaarlijk kunnen worden voor echt kleinere of net uitgevlogen vogels, vaak astrilde–soorten zoals goudbuikjes, tijgervinkjes e.d.
Ze huisvesten met wat steviger vogels zoals sijzensoorten of wevers, of grotere vogels die zich niet makkelijk laten intimideren is aan te raden. De goudmussen zijn snel, stevig en slim genoeg om uit te buurt te blijven van grotere intimidators als zijzelf.

Monotypisch

De bruinruggoudmus is monotypisch: dwz geen ondersoorten.

Verspreidingsgebied en biotoop

 

Leefgebied: Smalle zone in het Sahel gebied van Mauritanië en noord Senegal oostelijk richting de rode zee, kust van Soedan

Huisvesting

Zoals al vermeld komt de bruinrug goudmus in het wild dus voor in spaarzaam begroeide droge gebieden. Dat is wel iets om rekening mee te houden bij de volière–inrichting. Bij mij heeft een beschutte en overdekte dichte volière met takken ingericht de beste resultaten geleverd. Ook in een met kale takken beklede binnenkooi van 1x1x1 mtr heb ik met succes met drie paren gebroed.
Dicht beplante open volières (en daarmee altijd vochtig) hebben bij mij wel zelfstandige jongen opgeleverd maar nooit zo succesvol als in een droge volière/kooi. De uitval van jongen in een droge volière is naar mijn ervaring minimaal. In een natte volière komt meer uitval voor door o.a. “darmstoornissen” (persoonlijke ervaring).

Voeding

Voedsel in natuurlijke situatie
Is hoofdzakelijk een planteneter. Gras– en kleine onkruidzaden vormen zijn stapelvoedsel. Kleiner hoeveelheden fruit, bessen en insecten worden ook opgenomen (vliegen, mieren, kevers en rupsen).

 

Voedsel in avicultuur
Tropenmengsel, voor jonge vogels is senegalgierst een mooie zachte zaadsoort evenals trosgierst. Daarnaast zijn gekiemde millet en gierst en bossen verzamelde graszaden in de halm goed en afwisselend voedsel.
Bruinruggoudmussen zijn het hele jaar door vogels die graag en goed levend voer opnemen. Dat kan variëren van krekels, sprinkhanen, vliegen, meelmaden (ook ingevroren), buffalowormen (ook ingevroren), meelwormen etc, etc.... Zonder levend voedsel is bij mij nog nooit een jong groot gekomen en die ervaring wordt door meerdere kwekers gedeeld. Zelf heb ik een zeer eenvoudige wijze van voldoende levend voer verstrekken. Ik koop meelwormen en meng daar een goede hoeveelheid Gistocal doorheen (de wormen zien “grijs/wit”). Daarna zet ik ze in eiwitrijk (en liefst ook kalkrijk) voedsel. Dat varieert van eivoer tot kuikenmeel of legmeel. Ook universeelvoer voldoet uitstekend maar is vrij prijzig. Dit alles om ervoor te zorgen dat de meelwormen voldoende kalk bevatten en voldoende voedingswaarde hebben. Ik stel dit in vrij ruime hoeveelheden gedurende 8 maanden, startend vanaf het voorjaar, ter beschikking. In de resterende vier maanden voer ik minder levend voer maar nog steeds 2 maal per week.
Dagelijks vers water en meerdere malen per week, groenvoer, appel, peer e.d. worden allemaal meegegeten. Uiteraard staan altijd voldoende kalk en mineralen ter beschikking.

Voortplanting

Kweek in natuurlijke situatie

In het broedseizoen broeden de goudmussen in grote kolonies met tussen de 1000 en 65000 nesten. Per boom tussen de 5 en 200 nesten.
Zoals vele koloniebroeders zijn het opportunisten die massaal gaan broeden asl de omstandigheden gunstig zijn, vaak na regen of als geïrrigeerde gewassen gaan rijpen.
Nesten zijn slordig maar wel stevig en bestaan uit allerlei vaak grover materiaal. Basis veelal takjes, schors e.d., binnenwerk pluisjes, gras, veertjes.
Een normaal legsel bestaat uit 3–5 eieren in het natte seizoen, 2–3 in het droge seizoen. Eieren meten gemiddeld zo´n 17,5 x 12,8 mm. (kleine regionale verschillen), maar kunnen soms fors variëren (0,1 – 3 mm). Het broeden gebeur vanaf het 1e ei, overdag broeden zowel man als vrouw, ´s nachts allen het vrouwtje. De broedtijd duurt 11 dagen (10–12). Zoals wel vaker bij “tropen” kan de broedtijd variëren omdat de vogels niet altijd de eieren continu bebroeden.
De jongen worden door beide ouders gevoerd, maar het vrouwtje voert vaker. Na 13 – 14 dagen vliegen de jongen uit. Daarna worden ze nog 1–2 weken door de ouders gevoerd voor ze zelfstandig zijn. 

 

 

Kweek in avicultuur
Bruinruggoudmussen zijn koloniebroeders. Een koppel alleen zal ook een broedpoging starten maar persoonlijk vindt ik de vogels veel eerder bereid tot broeden als er meerdere koppels en/of vogels van dezelfde soort in hetzelfde hok zitten of binnen zicht– en gehoorsafstand.
De snavelkleur van het mannetje wordt zwart, bij het vrouwtje blijven de kleuren hetzelfde. Het mannetje gaat op mussenmanier baltsen voor een nestkastje/nestelplaats. Daarbij zet hij rug– en buikveren op en gaat onder druk getsjilp (zang) op en neer springen bij de nestlocatie. Andere mannetjes jaagt hij bij het nest weg. Bij uitzondering vliegt hij er een paar meter achteraan, maar meestal stopt de achtervolging als de afstand 50 cm bedraagt. Niet verwonderlijk voor een kolonievogel. Ik heb nestjes naast elkaar gehad die zo´n dertig cm. Van elkaar hingen en dat leverde ook geen problemen op. Het wegjagen vindt meestal pas plaats als de “vreemde” vogel direct op of bij de uitverkoren nestelplaats gaat zitten.
Ik heb succes gehad met drie koppels in een kooi van 1x1x1 meter en met 5 koppels in een volière van 5x3 meter. In beide gevallen zaten er ook andere kleine tropen bij en in het laatste geval ook groenvleugelduiven. Ik heb ook 2 mannen en 1 pop in de volière gehad en dat leverde ook geen problemen op. Kortom het zijn onderling verdraagzame vogels. Ik heb zelfs het idee dat de “afleiding” die de vogels in elkaar vinden bevorderlijk is voor het rustig laten broeden van de pop. Bewijzen kan ik dit echter niet.
Na zo´n 11–13 dagen broeden van de meestal 2–4 (bij mij meestal drie) eieren komen de jongen uit en wordt door beide ouders trouw gevoerd. Na 13–15 dagen (kan tussen 3 nestgenoten 1–2 dagen verschillen omdat er vanaf het eerste ei gebroed wordt) verlaten de jongen het nest. Ook al zie je ze niet tussen de takken, je weet direct dat er jongen zijn uitgevlogen. Als je nu de volière benaderd laat vooral de pop een constante tsjilp horen! Als je dat hoort kun je zeker uitgevlogen jongen verwachten die zelfs in een relatief lege volière moeilijk te ontdekken zijn.
Na nog eens zo´n 1–2 weken zijn de jongen zelfstandig en kunnen goed zelf eten.
Om de vogels in broedconditie te krijgen is levend voedsel naar mijn idee zeer bevorderlijk. Daarnaast voer ik het standaard tropenmengsel, trosgierst, onkruidzaden, groenvoer, fruit.
Als de vogels broeden is geen speciale aandacht nodig. Legnood heb ik nog nooit meegemaakt bij de goudmussen, maar zal ongetwijfeld wel kunnen voorkomen. Als er jongen zijn is naar mijn ervaring en die van anderen de hele dag voldoende levend voedsel noodzakelijk om de jongen groot te krijgen. Als u toch zo min mogelijk levend voer ter beschikking wilt stellen, voer dan ´s ochtends een portie, gedurende de dag met een voerautomaat en ´s avonds minimaal een keer. Dan krijgen de vogels toch 5x per dag een goede portie levend voedsel. Die voerautomaten (voor katten of aquariumvissen) doen het prima en zijn relatief goedkoop. Ikzelf gebruik ze niet bij de goudmussen, maar heb dat met goed resultaat wel gedaan bij prachtvinken voor de miereneitjes (binnen de voerautomaat blijven ze redelijk lang bevroren).
Mannen zijn bij mij pas het tweede jaar volledig op kleur, ook bij de vroege jongen. Andere kwekers (bijvoorbeeld in Australië) hebben vaak al een eerstejaars man die volledig op kleur is. Misschien dat zonneschijn/temperatuur of toch belangrijk andere voeding hier een rol speelt.

 

(Tekst door Leo van Brunschot)

 

Kweekverslag 2007 Nora en Herm Nelissen

Kweekverslag 2008 kolonie Nora en Herm Nelissen

 

* Naam van de eerste auteur die deze vogelsoort een wetenschappelijke naam gaf, en het jaar waarin dat gebeurde.
Is de eerste wetenschappelijke naam nadien gewijzigd, dan staat de auteursnaam en het jaartal tussen haakjes.